Geregistreerde werkloosheid in Nederland 1980/81 C. P. J. M. van Elzakker en F. J. Ormeling Meer dan tien jaar lang heeft het kaartbeeld van de relatieve werkloosheid in Nederland het gezicht be- paald van de maandverslagen van de arbeidersmarkt (1) uitgegeven door het Ministerie van Sociale Zaken (zie figuur 1). We willen hier niet zonder meer stel len dat dit beeld bepalend is geweest voor de beeld- vorming omtrent de werkloosheid, maar dat het daar- op invloed heeft uitgeoefend, lijdt geen twijfel. De locatie van de stimuleringsgebieden, of daaraan voorafgaande variaties, valt in grote mate samen met de ligging van de gebieden waar het werkloosheids- percentage hardnekkig boven bepaalde waarden bleef hangenOok door anderen werd het beeld z<5 uitge- legd: de omslag van het tijdschrift L S Sociaal- Economisch Magazine geeft de boodschap dat allddn in de witte plekjes, dat wil zeggen de gebieden met een läge relatieve werkloosheid, de situatie nog roos- kleurig is (zie figuur 2). We hebben hier te maken met het feit dat een bepaal de karteertechniek - op zichzelf op de juiste wijze toegepast - uiteindelijk toch tot een vertekend beeld kan leiden. De kaartjes op het Maandverslag Arbeids markt gaven jarenlang allddn voor de zuidelijke en noordoostelijke periferie de sombere, zwarte drei ging van een hogere (relatieve) werkloosheid, waarbij de toevoeging "relatieve" gemakkelijk vergeten werd. In de bij dit nummer van het Kartografisch Tijdschrift gevoegde kaart is getracht deze vertekening recht te zetten door naast het relatieve beeld de absolute grootte van de werkloosheid in Nederland te tonen. De bijgevoegde kaart is tot stand gekomen in het ka- der van het College thematische kartografie op de afdeling van Professor Koeman in het Geografisch Instituut van de Universiteit in Utrecht. Elk jaar wordt hier, als practische toepassing van de in de Colleges opgedane kennis, een gegeven gekozen dat in beeld gebracht en gereproduceerd moet worden. De overwegingen die daarbij een rol speien zijn dat een veelvoud van kaarttypen gebruikt moet kunnen worden, opdat de Studenten daarmee kunnen experi- menteren, en bovendien dat de Studenten de uitgangs- gegevens ook zelf moeten kunnen bewerken. Als er daarnaast een maatschappelijk relevant thema ge- presenteerd kan worden, iets waar met name de Studenten op aandringen, kan helemaal van een suc- cesvol project gesproken worden - als de opzet ten- minste slaagt. Bij een getalmatig snel toenemend verschijnsel als de werkloosheid was het moeilijk om aan recente gegevens te komen, en die snel te verwerken om al te veel veroudering te voorkomen. Daartoe is in 1980 eerst de methode van weergave gekozen, die vervol- gens werd toegepast op de begin 1981 ter beschikking körnende gegevens. De kaart zelf is in de eerste helft van juni 1981 gedrukt, zodat men van een redelijk snelle presentatie kan spreken. Alleen de gegevens over de spreiding van de werkloosheid per beroeps- groep dateren van langer terug, namelijk van maart 1980. Omdat de nadruk bij de hier gekozen wijze van presenteren van dit werkloosheidsaspect echter niet ligt op de weergave van absolute hoeveelheden, is de relatieve veroudering van deze gegevens geen onover- komelijk bezwaar. Als doel van het kaartblad werd omschreven: het to nen van de spreiding van de werkloosheid, in ruimte en tijd, naar beroepsgroep, geslacht en leeftijd, op een algemeen begrijpelijke manier. De eerste over- weging was de correctie van het al hierboven aange- haalde beeld van de sterke (relatieve) werkloosheid in het noordoosten en zuiden. Daartoe werd deze kaart geplaatst naast een kaart waarin dezelfde gegevens absoluut worden weergegeven. Deze confrontatie is dramatisch: de kaarten zijn haast elkaars comple- ment. Met uitzondering van Zuid-Limburg en het Rijk van Nijmegen worden de hoge relatieve waarden niet door hoge absolute waarden gedekt. En daarmee lijkt deze correctie op de beeldvorming inzake de werk loosheid zinvol. Met het oog op de hiervoor genoemde overwegingen is in het kaartje rechtsboven getracht een meer volledig beeld te verschaffen van de jeugdwerkloosheid door tegelijkertijd absolute dn relatieve cijfers weer te geven. De ernst van de huidige werkgelegenheids- situatie in Nederland blijkt, behalve uit de beide gra- fieken, vooral uit dit kaartje. In ddn jaar tijd (1980) is het aantal werklozen tussen de 15 en 23 jaar in de meeste provincies wel met zo'n 50 toegenomen, met als uitschieter Overijssel waar het aantal jeugdwerk- lozen in een jaar verdubbeld is. Het beeld van de ruimtelijke spreiding van de rela tieve jeugdwerkloosheid vertoont overeenkomsten met het beeld van het kaartje ernaast, waarin de relatieve werkloosheid voor alle leeftijdsklassen tezamen wordt weergegeven. Bij nadere bestudering van de legenda's blijkt wel dat de relatieve jeugdwerkloosheid gemiddeld groter is dan de relatieve werkloosheid totaal. De ge- middelde cijfers voor Nederland zijn respectievelijk 14% en 7,6% (dec. 1980). Overigens is een optimale onderlinge vergelijking van beide kaartjes, en van het kaartje van de jeugdwerk loosheid met dat van de absolute werkloosheid niet mogelijk, omdat bij de kartering verschillende admini- stratieve indelingen zijn gehanteerd (respectievelijk provincies en rayons van de gewestelijke arbeids- KT 1981. VII. 3 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 55