die aan de profielopbouw zijn gesteld wordt verwezen
naar BERENDSEN (1982).
Voorbereiding van de kaartvervaardi-
ging en kleurkeuze
Als ondergrond voor de geomorfogenetische kaart is
de topografische kaart van Nederland op de schaal
1 25.000 gebruikt; de betreffende kaartbladen zijn
vermeld op het legendablad.
De geomorfogenetische kaart werd door de auteur
getekend op betekenbare films van de topografische
kaart. Daarna werden de betekenbare films overge
bracht op graveerfilms met een diazo-laag. Van de
betekenbare films werden tevens lichtdrukken ge-
maakt, die eönmaal met kleurpotlood nauwkeurig
werden ingekleurd. De kleuren werden daarbij zo
goed mogelijk op de gewenste drukkleuren afgestemd,
waardoor reeds in een vroeg Stadium een globale in-
druk werd verkregen van het uiterlijk van de kaarten.
De ingekleurde lichtdrukken dienden echter in de
eerste plaats om te kunnen controleren of alle lijnen
correct gegraveerd waren. Daarnaast fungeerden ze
als gids bij het pellen van de pelfilms.
Na het inkleuren van de lichtdrukken werden de druk
kleuren definitief gekozen. Veranderingen waren
daarna niet meer mogelijk, omdat dan de kleuren in
alle kaarten veranderd zouden moeten worden.
De kleuren voor de kaart zijn gekozen uit een kleuren-
schema van de Stichting voor Bodemkartering te
Wageningen. Dit kleurenschema bestaat uit kombina-
ties van de drie standaard-drukkleuren geel, magen-
ta en cyaan in 9 trappen van 0 tot 100 dekking. De
percentages van deze trappen zijn zo gekozen dat zij
visueel gelijke trappen vormen0, 7j, 15^, 24, 33^,
43j, 55, 68, 83 en 100
Omdat in de legenda een groot aantal tinten van groen
voorkomt die onderling goed van elkaar te onderschei-
den moeten zijn, werd het bestaande kleurenschema
uitgebreid met kombinaties van kleuren met geras-
terd zwart. Deze kleuren zijn toegepast in de uiter-
waarden
In de praktijk bestaan de kombinaties met zwart uit
niet meer dan drie rasters, zodat het raster in zwart
in de stand van de ontbrekende kleur gezet kon wor
den. Op deze manier werd het optreden van moird
vermeden. De Symbolen die in de kaart voorkomen
werden eerst ontworpen, daarna gegraveerd en ver-
menigvuldigd, en tenslotte op strippingfilm gezet.
De lijnsymbolen werden gegraveerd en daarna in de
film voor zwart belicht. De puntsymbolen werden op
een film geplakt, en via een negatief ook in de film
voor zwart belicht. Deze laatste inbelichting moest
door de rugzijde plaats vinden. Dit was geen bezwaar,
daar de Symbolen nergens nauwkeurig op hoefden te
sluiten.
De lijnsignaturen waarmee (bij de kaarteenheden Fsl
tot en met Fs4) de ouderdom van stroomruggen wordt
aangegeven, zijn vervaardigd vanuit ddn lijnnegatief
waarop tijdens het omkontakten haaks op de lijnen
andere lijnfilms werden tussengevoegd. Op deze ma
nier werden drie lijnsignaturen vervaardigd, die in
elkaar over kunnen gaan, zonder dat de lijnen ver
springen. Van de film met de lijnsignaturen is een
negatief gemaakt, waama de lijnsignaturen naar be-
hoefte op strippingfilm gezet konden worden.
Van graveerfilm tot eindfilm
Het graveren werd leesbaar gedaan, zodat de film
waar de kleuren op moesten sluiten direkt tot een
onleesbaar positieve film gekontakt kon worden. Zo
zouden de minste risiko's ontstaan en sluitfouten kon
den nauwelijks meer optreden (fig. 1). Bij deze werk-
wijze moesten de eindfilms echter ddnmaal door de
in kontakt
uit kontakt
gegraveerde lijnen
pelfilm
eindfilm
eindfilm
voor bruin
negatief
eindfilm
Fig. 1. Werkwijze waarbij de eindfilms door de
rugzijde belicht werden
rugzijde belicht worden om tot een onleesbaar posi-
tief gekontakt te wordenwaardoor bij het vervaar-
digen van het eerste kaartblad toch een sluitfout bleek
te zijn ontstaan van 1 mm op de längste zijde.
Daarom werd besloten om de werkwijze te wijzigen,
en na het graveren in kontakt een onleesbare positieve
film te maken, die tevens eindfilm was voor de kleur-
kontouren (üg. 2).
De graveerfilm werd hierna niet meer gebruikt.
Van de positieve film werd een negatief vervaardigd
dat door de rugzijde belicht werd. Hiema kon alles
in kontakt blijven.
Het voordeel van deze nieuwe werkwijze was, dat
vtSöraf bekeken kon worden of er sluitfouten waren
ontstaan doordat er door de rugzijde belicht werd,
en niet achteraf, waardoor vermeden kon worden dat
de kaart bij emstige sluitfouten opnieuw gemaakt zou
moeten worden.
Bovendien kon het pellen nu leesbaar gebeuren. De
film met kleurcodes kon daarbij als controle onder de
pelfilm worden gelegd.
In fig 3 wordt een vereenvoudigd stroomdiagram ge-
geven van de manier waarop de kaarten uiteindelijk
gemaakt zijn.
Het pellen van de voorkomende tinten gebeurde per
percentage, waardoor een beter resultaat wordt ver
kregen dan wanneer per kaarteenheid zou worden
gepeld.
Er is overwogen om toch per kaarteenheid te pellen
KT 1981. VII. 3
59