Tabel I A B C D 0% 0% 0% 0% 10% 15% 15% 15% 30% 25% 30% 35% 45% (KC\^L 40% 45% czr\07 50% et f\07 OU /o 80% 00 /o 75% bü /o 75% OÜ70 80% 100% 100% 100% 100% Nader onderzoek (voor cyaan) vertoonde een duide- lijke voorkeur voor schaal C de gemiddelde theore tische schaal voor 5% intervallen. Herhaald voor zwart bleken de resultaten niet overtuigend. Verdere verfijning leidde tot een keuze tussen drie schalen voor zwart: schaal C en twee anderen: Tabel II E F 0% 0% 10% 10% 25% 25% 40% 40% 55% 55% 75% 70% 100% 100% Van de 59 personen die werden gevraagd te kiezen tussen de schalen C, E en F (voor zwart) kozen 24 personen schaal F, 18 kozen C en 17 schaal E. Opgemerkt zij dat F kan worden gezien als een lich tere versie van C. Toen dezelfde 59 personen werden gevraagd te kie zen tussen schalen C, E en F, maar nu gedrukt in cyaan, lagen de voorkeuren beduidend anders: 38 ko zen C, 12 kozen E en slechts 9 prefereerden F. Deze experimenten werden niet uitgevoerd onder nauwkeu- rig gekontroleerde omstandigheden, maar ze tonen toch duidelijk aan dat een gelijke intervalschaal in de ene kleur anders wordt ervaren in een andere kleur. Er moet aan worden herinnerd dat de proefpersonen werd gevraagd naar voorkeuren. De meesten waren het er over eens dat alle drie schalen (C, E en F) aanvaardbaar waren. Vandaar dat schaal C als een redelijk compromis beschouwd kan worden. Vanuit dezelfde principes en weer uitgaande van veelvouden van 5% kunnen schalen van verschillende lengte worden samengesteld. Deze percentages staan vermeld in Tabel III. Tabel III 5-trappen 6-trappen 8-trappen 0 0 0 20 15 15 35 30 25 50 45 35 70 60 45 100 75 55 100 80 100 Bij gebruik van uitsluitend zwarte inkt behoren de scha len te worden aangepast, met name aan de lichtere zijde, zie tabel IV. Tabel IV 5-trappen 6-trappen 8-trappen 0 0 0 15 10 10 35 25 20 50 40 30 70 55 40 100 70 50 100 65 80 100 Het is hoogst waarschijnlijk dat elke papier/pers/inkt- kombinatie verschallende resultaten geeft en dat binnen een drukgang vrij aanzienlijke verschillen kunnen op- treden. Daarom kunnen kartografen eigenlijk nooit zeker zijn van het produceren van zuiver gelijke-inter- val schalen. Deze afwijkingen binnen de produktie zijn waarschijn lijk de oorzaak van de grote verscheidenheid aan schalen van gelijkverlopende rasterpercentages die in de loop der jaren in verschallende landen werden vervaardigd, vaak voor gebruik in kleurschema's. Wanneer deze schalen worden omgezet in een gelijk aantal stappen, kunnen ze worden vergeleken. Veer- tien van deze schalen werden onderzocht en hieruit werden vijf min of meer aparte groepen gevormd. Voorbeelden uit elke groep worden vergeleken in tabel V. Tabel V. Groep Voorbeeld Stappen in percentages 0 1 2 3 4 5 6 l Lengfeld 0 5 10 20 35 60 100 2 Vermessungs amt, Hamburg 0 6.5 15.5 27 42.5 62.5 100 3 Jenks en Knos 0 10 20 35 55 75 100 4 Williams 0 7 21 39.5 61 82 100 5 Institut für Angewandte Geodäsie Berlin 0 17 31.5 46.5 60.5 77.5 100 De omgerekende percentages in Tabel V zijn gebaseerd op de in de betreffende publikaties vermelde percenta ges. De schaal van Stevens, die van de Stichting voor Bodem- kartering en de 'compromis-schaal' uit dit artikel pas sen alle drie redelijk goed in groep 5. Konklusie Op twee manieren kan het meten van rasterpercentages met een densitometer de kartograaf van nut zijn. In de eerste plaats kunnen metingen gedaan tijdens het druk- ken de drukker helpen zijn drukresultaten te standaar- diseren, speciaal wanneer hij een twee rastertinten samen met de volle kleur meet. In de tweede plaats kan het feitelijke resultaat van een bepaalde papier/pers/ 18 KT 1981. VII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 20