gesteld uit 2220 8080, dus grijs groen. Hieruit
volgt dat vol geel vol cyaan donkerder wordt zonder
kleurtoonverandering door toevoeging van 20% magen-
ta.
Bij een kombinatie waarbij twee van de drie basis-
kleuren in ongelijke verhouding aanwezig zijn, zal
toevoeging van de derde basiskleur een kleurtoonver
andering veroorzaken. De kombinatie F040 heeft een
geel-cyaan verhouding 10:4. De tint F240 heeft na
'aftrekken' van grijs (2220) een geel-cyaan verhouding
8:4 (8080). Dus de toevoeging van 20% magenta ver-
oorzaakt behalve toename van de helderheidswaarde
tevens verandering van kleurtoon.
Hier zij opgemerkt dat kleurtoonverschillen worden
waargenomen als kwaliteitsverschillen, en waarde-
verschillen als toename of afname van een verschijn-
sel. Op veel kaarten kan men enkelvoudige verschijn-
selen ten onrechte zien afgebeeld met zowel helder
heidswaarde als kleurtoonvariaties. Daarom is het
voor de kartograaf van belang te weten hoe in een
waardeschaal variaties in kleurtoon kan worden ver
mieden.
Verzadiging: van helder magenta naar grijs 0700 -
0402 - 0204 - 0007.
De visuele variabelen kunnen ook gekombineerd wor
den (uiteraard alleen wanneer de eigenschappen in
overeenstemming zijn met de aard der informatie).
Toon verzadiging: van magenta naar grijsviolet
0F00 - 0711 - 0422 - 0244.
Toon waarde: van lichtmagenta naar donkerblauw
0100 - 0200 - 0400 - 0700 - 0720 - 0470 - 01F1 - 00F4.
Waarde verzadiging: van licht-helderrood naar
donkerbruinachtigrood 2200 - 4410 - 7720 - FF40.
Toon waarde verzadiging: van licht-helderrood
naar grijzig donkerblauw 2200 - 2210 - 2220 - 2240 -
22F0 - 22F2 - 22F4.
Bij gebruik van de variabele waarde dient te worden
bedacht dat de codering de feitelijke, gemeten dek-
kingspercentages aangeeft, afgestemd op optische
gelijke treden. Dit betekent dat de waardeverschillen
zoals men ze visueel ondergaat een rekenkundige
reeks behoren te vormen: 0 - 20 - 40 - 60 - 80 - 100%
en niet 1 - 10 - 20 - 40 - 70 - 100%. Bij de codering
werd de voorkeur gegeven de werkelijke rasterwaar-
den aan te duiden om vergissingen tijdens het re-
produktieproces te voorkomen.
Steeds zal men bij het samenstellen van oplopende
trappen de afzonderlijke blokjes moeten uitknippen
en achter elkaar leggen om het juiste effect te kunnen
beoordelen, zonder te letten op de gecodeerde waarde
verschillen, temeer daar de geelschaal veel zwakkere
waardeverschillen vertoont dan die van cyaan en ma
genta.
De reproduktie
Na het maken van een lay-out waarop de positie van
alle kleurblokjes nauwkeurig werd bepaald werd een
blanko graveerfilm op een millimeterblad gelegd en
werden alle lijnen van de kleurblokjes gegraveerd.
Later werden de lijnen gedeeltelijk afgedekt om het
effect van de kleurblokjes met en zonder contour
te kunnen beoordelen.
Rasters
Voor het aanbrengen van de rasters zijn er 3 moge-
lijkheden:
1. Voor elke kleursamenstelling een aparte peelcoat,
dit betekent 864 peelcoatsOok wanneer 66n peel
coat meerdere malen voor verschillende kleur-
vlakjes zou worden gebruikt blijft het aantal te ver-
vaardigen peelcoats zeer hoog. Hier zij opgemerkt
dat de methode van strippen per kleurgebied voor
kaartwerk vele voordelen biedt vergeleken met de
hierna te omschrijven methodes (10).
2. Voor ieder te gebruiken raster of volle kleur een
aparte peelcoat. Dit houdt in dat voor iedere basis
kleur vijf peelcoats nodig zijn, dus in totaal twintig
stuks.
3. Het uitstrippen van alle kleurvlakjes van een basis
kleur op een peelcoat en vervolgens negatiefrasters
monteren in de betreffende vakjes. Deze methode
vereist slechts vier peelcoats: voor iedere basis
kleur een.
Nog afgezien van het feit dat de beide eerste metho-
den meer dure peelcoats vereisen, bleken deze af te
vallen wegens het te kleine formaat van de moeder-
rasters. Deze bedekken na draaiihg, noodzakelijk ter
voorkoming van moirä, niet meer het gehele druk-
oppervlak.
Van de te gebruiken rasters werden negatieven ge-
maakt, waarna de dünne rasterfilms in de vereiste
hoeken werden uitgesneden en op de betreffende plaat-
sen gemonteerd met tape, waarvoor een overlap van
tenminste 1 mm beschikbaar was. Het gebruik van was
of lijm is af te raden vanwege het verstoren van de
egaliteit van de rasteroppervlakken.
Beschrifting
Voor de beschrifting werd gebruik gemaakt van op
Stripping film gezette tekst met de Diatype. In totaal
waren vier tekstsheets nodig: voor iedere basiskleur
66n, op heldere polyester film (Howcolon). Van de
tekstmontages werden negatieven gemaakt waarna deze
konden worden gekombineerd met de betreffende peel
coats.
Het drukken
Van de aldus verkregen positief onleesbare eindorigi-
nelen werd een Cromalinproef vervaardigd en werden
de vier drukplaten gemaakt waarna de Colour Chart
kon worden afgedrukt. Tijdens het drukken kan de
gelijkmatige inktverdeling worden gekontroleerd met
behulp van de in lengte- en breedterichting aangebrach
te kleurhoeken. De konstante lichtreflektie wordt ge
meten met de densitometer.
De juiste verhouding tussen cyaan, magenta en geel
kan worden gekontroleerd in de kleurvlakjes waar
theoretisch een neutraal grijs moet ontstaan. Deze
vakjes zijn 1110-2220-4440-7770-1111-2222-4444. Een
'neutraal' zwart moet verschijnen in de kombinaties
FFF0FFF1, FFF2 en FFF4. Heiaas zullen hier
onvermijdelijk kleine afwijkingen optreden, doordat de
rasterpunten nooit precies op elkaar worden gedrukt.
KT 1981. VII. 4
25