M* f ff> r (20) Positief van (16b), dit is het masker dat voor het religf zal worden gebruikt. (31) Met een positief magenta kontaktraster wordt het religf halftoonbeeld (19) onder een hoek van 45° opgerasterd. Hierbij wordt masker (20) gebruikt. Door met een positief kontaktraster te werken wordt het religfbeeld wat egaler (minder hard) dan met een negatief kontakt raster. Hiermee is het eindpositief voor grijs gereed (figuur 3). Figuur 3 Religfbeeld voor grijs, 45°. (31) (30) Hetzelfde als bij (31), maar nu is de raster- hoek 75° en wordt een flinke onderbelichting toegepast, hierdoor blijven alleen de zwaar- dere schaduwpartijen als beeld over. Dit is het eindpositief voor lichtbruin (figuur 4). Figuur 4 (29) Religfbeeld voor lichtbruin, (schaduwkanten). (30) 75° Van het halftoonbeeld (19) wordt met gebruik van het positief magenta kontaktraster een po sitief gemaakt onder een hoek van 90°. (35) Door van (29) een negatief te maken en te mas- keren met (21) ontstaat een omgekeerd beeld van (31). Op (35) zijn de lichtkanten van het religf vol geel, evenals de mangrovegebieden die op masker (21) ontbreken (wel zee en wegen). Hiermee is het eindpositief voor geel gereed (figuur 5). Voordat het eindpositief voor zeeblauw kan worden inbelicht moet worden beschikt over een negatief van de 'gevignetteerde' koraalriffen. Figuur 5 Religf voor geel, 90° (negatief van grijs- beeld) (35) Vignettering en eindfase Vignettering is de techniek om vanaf een lijn naar ggn zijde een rasterverloop van licht naar donker (of van donker naar licht) te verkrijgen. Voor de koraalriffen is het de bedoeling om vanaf de rifkontour de rasterpunt van het zeeblauw geleide- lijk in grootte te laten toenemen tot de volle blauwe kleur is bereikt. Het beoogde effekt is de witte branding längs de riffen te suggereren, een effekt dat ook op de luchtfoto's van dit gebied heel duidelijk is waar te nemen. Het principe van de vignetteringstechniek berust op het laten verlopen van diffuus licht door middel van een glasplaat (of andere spacer) tussen het positief en negatief van de beoogde verloopranden. Een en ander is in figuur 6 in beeld gebracht. Op peelcoat (18) zijn de koraalriffen uitgestript. (22) Van deze peelcoat wordt een positief gemaakt. (27) De procedure is nu als volgt: tussen het posi tief (22) en negatief (18) komt een glasplaat Negatief (18) is gemonteerd op een kontakt raster en een onbelichte film. Tussen positief (22) en de glasplaat bevindt zieh een mat vel herculene om het licht te verstrooien. Nu wordt belicht vanaf een afstand van 2,5 m. Het resultaat is weliswaar een positief (27), maar zal samen met (18), waar de riffen open zijn, als negatief worden gebruikt, teneinde aan de zijde van de rifkontour de lichte band te krijgen (figuur 7). (32) Nu kan worden overgegaan tot het inbelichten van de kombinatie voor zeeblauw. De eerste belichting voor het zeeblauw is het religf (19) met een tussenliggend positief ma genta kontraktraster, de hoek is 150. Dit is evenals bij (30) een onderbelichting, dus alleen de zware schaduwkanten van het religf. Uiter- aard werd wederom masker (20) gebruikt. De volgende belichting is voor de zee en de mangrovegebieden in vol zeeblauw, gebruikt wordt peelcoat (16c) waarop de uitgestripte wegen eerst zijn afgedekt. Het land tot 250 voet op peelcoat (17) wordt als derde inbelicht: kontraktraster 60%, hoek 15°. Deze gebieden worden dus 40% zeeblauw (plus geel). Als laatste wordt het riffenpositief (27) gemon- 32 KT 1981. VII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 34