Voorwaarden voor de verwerking Voor de belichting van daglichtfilms kan men een metaal-halogenide lamp gebruiken, de donkere-kamer- films worden, zoals gewoonlijk op een "normaal" contact-kopieerapparaat belicht. Alle instell ingen van deze beide apparaten bleven voor de testreeksen constant, slechts de belichtingstijden varieerden. Voor alle acht films werd dezelfde ontwikkelmachine, dezelfde densitometer en dezelfde verzwakker ge- bruikt, d. w. z. alle voorwaarden waren voor elk der films gelijk. Bij het uittesten van de belichtingstijden, en daarmee van de belichtingsspeelruimte werden de volgende waarden gevonden (tabel 2) (de körte belichtingstijd van "DL" is het gevolg van het feit dat door de fabri- kant een geringere lichtsterkte (1000 W) voorzien was dan de gebruikte (1500 W). Tabel 2. Belichtingstijd en belichtingsspeelruimte Onderzochte Belichtingstijd in Belichtingsspeel film seeonden (takten) ruimte in seeonden (takten) CBS-7 3 2,5 - 3,5 CB-100 3 2,5- 4,0 GC 8 3 2,5- 3,0 IC 4 4,5 3, 5 - 5, 5 Kodalith 5 4,5- 5,0 BLC-4 12 3, 0 - 13, 0 DL 3/10 1/10 - 9/10 RL 10 3,0 - 13,0 Bij het uittesten van de belichtingstijden en -speel- ruimte werd de nadruk gelegd op de zo nauwkeurig mogelijke overbrenging van de rastertoonwaarden, d. w. z. er werden die waarden gekozen waarbij de grootte van de rasterpunt niet veranderde. Aan de hand van de belichtingstijdreeksen kon tegelijkertijd ook de belichtings-speelruimte worden vastgesteld. De gradatiecurven in figuur 2 bevestigen de belich- tings-speelruimten en tonen een duidelijk verschil tussen de beide filmtypen aan. De daglichtfilms bezit- ten een beduidend lagere gamma- resp. gradiöntwaar- de dan de donkere-kamerfilms. Verantwoordelijk hiervoor, zowel als ook voor alle karakteristieke eigenschappen, zijn o. a. de korrel- grootte, het aantal korrels, de verdeling van de kor- relgrootten, het emulsietype, en natuurlijk ook de verwerkingsvoorwaarden. De getalswaarden die de verwerking bei'nvloeden zijn: de belichtingssterkte (lm/m2), de tijdsduur van de inwerking van het licht (s of takten), de golflengte (nm), de ontwikkeling en de temperatuur (°C). B e 1 a n gr i j k s t e criterium: overbrenging van de rastertoon Exacte overbrenging van de rastertoonwaarde vormt het belangrijkste criterium waaraan zuivere contact- films dienen te voldoen. Onder rastertoonwaarde ver- staat men de procentuele verhouding van de gedekte oppervlakte tot de totale oppervlakte, waarbij met "gedekte oppervlakte" de zwarte rasterpunten van een lith-film worden bedoeld. De scheidslijn tussen gedekte en ongedekte oppervlakte laat zieh nauwkeuriger vaststellen naarmate de zwar- tingssprong aan de rand van de rasterpunt steiler ver- loopt, d. w. z. het zwartingsprofiel zou in het ideale geval de vorm van een curve met een rechte hoek moeten hebben. Wanneer aan deze voorwaarde is vol- daan zijn rastertoonwaarde en oppervlaktedekking identiek en kunnen dan op eenvoudige wijze door den- sitometrische metingen van de rasterfilm bepaald worden. Zoals bekend worden de bovengenoemde voorwaarden in de praktijk slechts bij benadering vervuld. Naar gelang van belichting en ontwikkeling vertoont zieh bij lith-films aan de puntrand een wisselend steil ver- loop van de zwarting. Rasterfilms met onscherp be- grensde rasterpunten leiden bij het kopi'ören op andere ontvangende lagen tot fouten in de overbrenging, die sei Figuur 2 Gradatiecurven 36 KT 1981. VII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 38