o-; -6 i +6 0 meer of minder sterk afhankelijk zijn van de belichting. Contactfilms zijn zoals bekend films van de tweede generatie. Rasterfilms van de eerste generatie zijn rasterfilms die verkregen zijn door rastering van halftonen; zij hebben een zgn. opgebouwde raster- punt. Deze films kunnen derhalve zeer goed op toon- en grijswaarde worden gecorrigeerd. Op deze films zijn de noodzakelijke correcties toegepast en vanaf dit ogenblik mögen de toonwaarden niet meer veran deren. Derhalve wordt aan rasterfilms van de tweede generatie de eis gesteld dat zij de toonwaarden correct overbrengen teneinde een verlies aan informatie te vermijden. Correcties zijn dan in de regel niet meer nodig. Contactfilms behoren de eigenschap van nauwkeurige overbrenging der rastertoonwaarden te behouden, zelfs bij meermalig omcontacten (negatief-positief-negatief). Hiervoor wordt opnieuw de aanduiding "generatie" gebruikt, waarmee het volgende wordt bedoeld: - Contactfilm van de eerste generatie: contact (nega- tief) van het originele voorbeeld; - Contactfilm van de tweede generatie: contact (posi- tief) van een contactfilm van de eerste generatie; - Contactfilm van de derde generatie: contact (nega- tief) van een contactfilm van de tweede generatie. Figuur 3 toont de procentuele afwijkingen van de con tactfilms van de derde generatie t. o. v. de oorspron- kelijke waarden. Plus-waarden resulteerden wanneer de contacten een hoger percentage vertoonden dan het origineel van de betreffende fase; bij minus-waarden deed zieh het tegengestelde voor. De grenzen +2 en -2 die voor de films als tolerantie gesteld werden zijn krap genoeg genomen om de varia- ties daartussen te kunnen verwaarlozen. Wanneer een film aan deze voorwaarden tot in de derde generatie voldoet, kan zij als "Zeer goed" worden betiteld. Afgezien van kleine uitzonderingen, die in de midden- tonen te verwachten waren, blijven alle films in het algemeen binnen de hun gestelde enge grenzen en vol- doen derhalve aan de eis van de nauwkeurige over- dracht van de rastertoonwaarde. Een duidelijk onder- scheid in dit opzicht tussen daglicht- en donkere- kamerfilms is niet gebleken; slechts de "Bright Light" verblufte door zijn voortreffelijke resultaten. Een hoofdvoorwaarde voor een exaete weergave van de rastertoon is o. m. de puntscherpte. Lange tijd heeft men de puntscherpte resp. -onscherpte niet nauwkeurig kunnen bepalen. Beoordeling van de onscherpte d. m. v. een loupe of een miscoscoop is onvoldoende, want door het zgn. verschijnsel van Mach wordt aan de rand van een rasterpunt een gro- ter contrast gesuggereerd dan in werkelijkheid aan- wezig is (figuur 4). Met een registrerende miscodensitometer is het mogelijk om aan de hand van het opgetekende zwar- tingsverloop van de rasterpunten hun onscherpte vast te stellen. Tabel 3 toont de gemiddelde onscherpte der onder- zochte films, zoals afgelezen van de optekeningen van de microdensitometer. Om toevalswaarden te vermijden werd de onscherpte van iedere afzonderlijke rasterpunt vastgesteld, waarna dan telkens voor een film het statistisch ge middelde werd berekend. Deze gemiddelde onscherp- ten zullen ook dienst doen bij onze vergelijkingen. +6 r -6 a* I +6 -6 +6 -6 +6 -6 +6 -6 6 -6 6 0- -6 CBS-7 CB-100 GC 8 IC 4 Kodalith BLC-4 DL RL "1iiiir 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Figuur 3 Afwijkingen van de contactfilms der derde generatie t. o. v. de oorspronkelijke waarden Tabel 3 Gemiddelde onscherpte der onderzochte films Onderzochte film Gemiddelde onscherpte in U CBS-7 7,35 CB-100 11,02 GC 8 13, 53 IC 4 10, 98 Kodalith 11,21 BLC-4 4, 95 DL 9,28 RL 15,47 De schaal van de onscherpte loopt hier van ca 5 fi tot 15, 5 /U Opvallend is hier wederom de "Bright Light" met de zeer geringe onscherpte van 5 /U Uitstekende waar den van minder dan 10^ hebben ook de "CBS-7" en de "Day Light", wat overigens niet wil zeggen dat een onscherpte van 15 /U een siecht resultaat zou zijn. Het verschil tussen 5.10 "4 en 15.10 ~4 cm betekent in de praktijk slechts weinig. Het oplossend vermögen wordt gemeten door het aan- tal lijnen te teilen dat een fotografische laag per milli- 38 KT 1981. VII. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 40