Tabel 5. Afzwakkend vermögen der onderzochte films
Films
UGRA-testwig; %-trappen
5 9 13 24 34 45 57 67 76 85 92 96
CBS-7
CB-100
GC 8
IC 4
Kodalith
BLC-4
DL
RL
344668755444
446788775434
57 8 912 12 1097554
5 9 11 15 10 11 8 7 7 4 3 4
120334423211
343355433433
454787653322
232335332223
Een ander nadeel van daglichtfilms bleek bij het on-
derzoek naar de overstralings- en onderstralings-
capaciteit. Onder over- en onderstraling verstaat men
de verbreding resp. de versmalling van beeldelemen-
ten op de fotografische laag. Men kent verschillende
methoden om dit effect te bereiken:
- verlenging van de belichtingstijd;
- het tussenleggen van een heldere of verstrooii'ngs-
folie tussen het negatief (of positief) en de te belich
ten film;
- gebruik van een verstrooii'ngsschijf of van strooi-
licht.
De meest gebruikelijke methode is het gebruik van
stroolicht of, wanneer dit niet aanwezig is, het
tussenleggen van een heldere- of verstrooii'ngsfolie
(ook worden wel combinaties van deze methoden toe-
gepast).
Bij de daglichtfilms ging dit niet goed. De belichtings-
tijden werden onevenredig hoog (tot 90 sec. zonder
echter tot het gewenste resultaat te leiden. De kanten
werden zeer onscherp, de lijnen sterk versluierd,
zonder echter volledig overstraald te zijn, Met ver
strooii'ngsfolie kon wegens de dan nög grotere on-
scherpte niet gewerkt worden; <S6n folie leverde zo
goed als geen overstralingseffect op. Eerst met twee
op elkaar gelegde folign kon het boven beschreven
resultaat bereikt worden. Voor overstralingen van
0. 05 mm tot 0. 07 mm kunnen ze zonder bezwaar ge-
bruikt worden, voor grotere waarden alleen wanneer
de kanten niet scherp begrensd behoeven te blijven.
Bovendien vormen de lange belichtingstijden zeker
ook een handicap.
Samenvatting en discussie
Wij komen thans tot een evaluatie van de daglichtfilm
in vergelijking met de donkere-kamerfilm, waarbij
wij slechts zullen ingaan op de onderscheidingscrite-
ria en de gemeenschappelijke kenmerken van beide
filmtypen; een bespreking van iedere film afzonder-
lijk valt reeds buiten het thema van dit werkstuk.
Vooraf zij men ervoor gewaarschuwd de resultaten
als absolute waarden te beschouwen en dienovereen-
komstig voor een bepaalde film te kiezen. In de
scriptie is er herhaaldelijk op gewezen van welke
factoren de verschillende onderzochte criteria af-
hankelijk zijn. Om deze reden werden ook gegevens
verstrekt over de verwerkingsvoorwaarden (niet ge-
publiceerd). Dit betekent voor de gebruiker, dat zeer
waarschijnlijk alle onderzochte films zieh onder an
dere voorwaarden anders zullen gedragen en betere
dan wel slechtere resultaten zullen tonen dan de hier
weergegevene.
Als belangrijkste factor dient hier de ontwikkelaar te
worden genoemd. Wanneer elke film met de voor hem
optimale ontwikkelaar verwerkt wordt, wordt het re
sultaat beter. In hoeverre de gebruikte ontwikkelaar
voor een film optimaal was kon helaas niet worden
vastgesteld. Onder dit aspect dient de hier volgende
evaluering te worden bezien.
De belangrijkste eis die aan een rasterfilm van de
tweede generatie gesteld kan worden is de correcte
overdracht van de rastertoonwaarde. De gestelde
grenzen waren met +2% en -2% afwijking nauw genoeg
getrokken, zodat afwijkingen binnen deze toleranties
in het totale beeld niet bemerkbaar zijn.
Deze grenzen werden in principe door geen der films
overschreden; kleine afwijkingen bleken soms voor te
komen in de middentonen, en dat zowel bij daglicht-
als bij donkere-kamerfilms. Zeer nauwkeurig heeft
de "Bright Light" gewerkt waarvan de afwijkingen
steeds zeer dicht bij de ideale waarden lagen.
Wat betreft de puntscherpte, die een zeer nauwkeurige
overdracht van de rastertoonwaarde mogelijk maakt
bleken de beide filmtypen ongeveer even goed te zijn.
De geconstateerde onscherpten lagen tussen 5 en 15^
waarbij ook hier als "Bright Light" met de geringste
onscherpte van 4, 94 aan de kop ligt, op de hielen
gevolgd door "CBS-7" met 7,35 /U en de "Day Light"
met 9,28 fl onscherpte.
Het onderzoek naar de belichtingsspeelruimte leverde
het eerste onderscheidingscriterium op: terwijl de
belichtingsspeelruimte der donkere-kamerfilms in
het gunstigste geval twee takten bedraagt ("Hfolith
Contact") zijn de speelruimten der daglichtfilms aan-
zienlijk groter; bij de "Room Light" bedraagt deze
zelfs 10 takten. Binnen deze tijdsruimte traden geen
afwijkingen in de toonwaarde op. Dit is een groot
voordeel, daar foutieve belichtingen door de vereen-
voudiging van de behandeling zo goed als uitgesloten
zijn.
Bij de overstralingsproeven echter bleken alle dag
lichtfilms gebreken te vertonen. De donkere-kamer
films konden zonder problemen met tussengelegde
verstrooii'ngsfolie overstraald worden, zonder dat
de kanten al te onscherp werden. Bij de daglichtfilms
resulteerden hierbij grote onscherpten, hier moest
de lijndikteverandering door middel van twee op el
kaar gelegde folien bereikt worden. Niettemin was
bij geringe overstralingswaarden de kant-onscherpte
zeer groot en de te overstralen lijn vertoonde een
sterke sluiering voordat zij geheel overstraald was.
Bovendien waren de belichtingstijden onevenredig lang.
Ook bij het onderzoek naar het afzwakkend vermögen
kwamen de daglichtfilms minder goed uit de bus ver-
geleken bij de donkere-kamerfilms. Hierbij werd 5%
als grens gesteld die elke film zou moeten bereiken.
Correcties van grotere omvang zijn niet nodig. Ter
wijl alle donkere-kamerfilms (behalve "Kodalith")
deze grens in alle toonwaarden bereikten, kon zij bij
de daglichtfilms alleen door "Day Light" gehaald
worden. "Bright Light" en "Room Light" bereikten
de 5%-grens slechts in €6n twee toonwaarde-gebie-
den.
Daarentegen bezitten alle daglichtfilms een uitstekend
oplossend vermögen, waaraan geen der donkere-
40
KT 1981. VII. 4