Kartografie en ergonomie E. Ellens Historisch verloop van het onderzoek en de gevolgde procedure Inleiding In opdracht van de Topografische Dienst werd aan het Instituut voor Zintuigfysiologie (IZF) gevraagd of een groot aantal visuele klachten bij de graveurs te ver- helpen zou zijn. Hierover werd in dit blad reeds eer- der gepubliceerd (J. Boogaard: KT 1979. V. 2). In een later Stadium werd het IZF ook gevraagd aanschaf- criteria voor nieuwe tekentafels aan te geven. Bij het opstellen daarvan kon niet ontkomen worden aan een critische beschouwing van de taakuitoefening en de werkplekinrichting. In dit artikel zal dan ook vooral worden ingegaan op dat deel van het onderzoek dat be- trekking had op het tekenmeubelde werkhouding en de plaatselijke- en ruimteverlichting. De formulering van de aan het IZF verstrekte opdracht was: "Advisering betreffende de gewenste ergonomie van de werkplekken, waarvan in het bijzonder de ver- lichtingsaspecten". In een begeleidende brief werden de Problemen als volgt beschreven: "De wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze graveertechniek wordt toegepast, hebben de laatste 5 17 jaar in toene- mende mate geleid tot klachten van allerlei aard, zo- als overmatige vermoeidheid, brandende ogen, hoofd- pijn, dubbelzien, enz. na afloop van de dagtaak. Bij vele medewerkers valt bovendien een versneide toe- name van de brilsterkte te constateren". Voordat het IZF was ingeschakeld had de Topografi sche Dienst d.m.v. een schriftelijke enquöte een klachteninventarisatie gehouden. Men uitte voorna- melijk de hierboven geciteerde visuele klachten. Tevens waren er nogal wat klachten betreffende het functioneren van lichtbakken in de tekentafel. Andere klachten hadden betrekking op de werkhouding en de kwaliteit van de verlichting. Tevens was er een opval- lend grote vraag naar werkvariatie Aan de hand van verkennende gesprekken met de direc- tie en met de betrokken werknemers werd geconclu- deerd dat de voornaamste bron van klachten en onrust onder het personeel werd gevormd door de priegelig- heid van het werk en de directe consequenties daar van voor de ogen (o.a. de brilcorrecties). In anderling overleg werd besloten een voorlichtings- bijeenkomst met alle betrokkenen te houden. Tijdens deze bijeenkomst is der problematiek door het IZF uitgebreid behandeld. Vooral ook werd ingegaan op de vraag of het uitvoeren van deze uiterst priegelige werkzaamheden een siechte invloed zou hebben op het gezichtsvermogen en hoe de op oudere leeftijd regel- matig noodzakelijke brilcorrecties verklaard worden. Er was voor de betrokkenen ruimschoots gelegenheid tot het stellen van vragen. Achteraf moet geconsta- teerd worden dat het houden van deze voorlichtings- bijeenkomst een zeer nuttige zaak is geweest, omdat daarmee een groot deel van de onrust onder de betrok kenen blijkt te zijn weggenomen. De volgende stap, de meest urgente, was dat - in overleg met de Rijks Geneeskundige Dienst en de directie - werd overgegaan tot het aanmeten van spe- cifiek op de oogtaak afgestemde werkbrillen. Deze werkbrillen zullen deel uit blijven maken van de werkuitrusting van de betrokken werknemers. De metingen aan de ogen, de vervaardiging van de brillen en de nacontrole daarop werden uitgevoerd door een bevoegde Optometrist die zieh uitvoerig in de materie heeft verdiept. Voor de rapportage over dit deelonder- zoek wordt verwezen naar het rapport IZF 1978-14 ön het Kartografisch Tijdschrift 1979-V-2 (J.Boogaard) In de loop van het IZF-onderzoek werd ook advies ge vraagd over de aanschaf van nieuwe tekentafels. De oude tafels waren niet meer leverbaar en zoals zal blijken was er alle reden om naar verbetering te streven. Allereerst werd nagegaan in hoeverre de literatuur informatie kon verschaffen over gelijksoortige werk- situaties. Het resultaat was niet bemoedigend. Uit ergonomische handboeken konden gegevens worden geput omtrent de vrije beenruimte e.d.maar over deze speeifieke tafels werd niets vermeld. Het gevolg was dan ook dat de informatie over de diverse afme- tingen, de werkhoogten en de overige eisen moesten worden verkregen uit metingen in de praktijksituatie, uit foto-opnamen van werkende graveurs en uit ge sprekken met medewerkers. Na een uitvoerige marktinventarisatie en diverse ge sprekken met leveranciers, werd hun bereidheid ge polst tot het uitvoeren van modificaties. Dit met het doel hun meubel op deze kartografische toepassing af te stemmen. Hierna werd in principe gekozen voor edn bepaald meubel. De keuze viel op dit meubel om dat dit het dichtst kwam bij de gestelde eisen. Vervolgens werden de in eerste instantie meest nood zakelijke aanpassingen aan het basismeubel verricht en werd het eerste prototype van een nieuwe lichtbak provisorisch in de tafel aangebracht. Dit meubel werd bij de Topografische Dienst geplaatst met de vraag er zoveel mogelijk mensen aan te laten werken en hen daarna een beoordelingsformulier te laten invullen. Dit weliswaar tijdrovende doch nuttige proces werd als gevolg van de aangebrachte verbete- ringen een aantal malen herhaald. Medio 1980 voldeed het prototype van de tafel als geheel zo goed mogelijk KT 1981. VII. 4 47

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1981 | | pagina 49