verzonden vanuit Djakarta door de directeur van het
Geografisch Instituut van de Topografische Dienst
daar. Ze bleven in Nederland jaren lang onuitgepakt
liggen. Gelukkig was in 1956 te Delft in het zgn. tus-
senlid van ITC en Geodesie een ruime kaartenzaal ge-
bouwd. Vele maanden zijn we bezig geweest met het
catalogiseren en opbergen van de in asfaltpapier ver-
pakte rollen kaarten. De kartograaf uit Djakarta die
ze had laten inpakken en de zieh kartograüsch orien-
terende geodeet uit Delft legden via datmedium, zonder
elkaar ooit gezien of geschreven te hebben, hun eerste
kontakt.
Eerste waarnemingen van de komeet
Op dinsdag 26 november 1957, om 11. 00 uur heb ik
voor het eerst Fer Ormeling ontmoet. In een ka-
mertje, "mijn kamer", op de galerij van het Geogra
fisch Instituut aan de Drift in Utrecht. Tot 1969 zijn
er op die kamer vele gewichtige bestuursvergaderingen
van de Kartografische Sectie van het KNAG gehouden.
Er was gddn bestuursvergadering op de 26e november
1957, maar er werd een eerste Nederlandse Kartogra-
fendag voorbereid. Zonder die eerste waarneming zou
ik de eerste Kartografendag misschien wel gemist
hebben.
Op 25 januari 1958 konden ruim honderd kartografen
in Amsterdam voor de eerste maal de komeet goed
waamemen. Evenals in vroeger jaren bij komeet-
verschijningen werden er voorspellingen gedaan. Som-
mige bijgelovigen zagen siechte voortekenen in de
verschijning. Het merendeel, grotendeels confessio-
neel gestruetureerd, trok de parallel met een bekend
hemelverschijnsel uit oude tijden, dat heil gebracht
heeft. De totaal indruk was geruststellend.
Op woensdag 25 juni begaf ik me naar een "Observa
torium" in de stad Groningen waar ik nog betere waar
nemingen hoopte te doen. Het tegendeel bleek het ge-
val. Er was weinig zichtbaar hetgeen, paradoxaal,
echter wel belangrijke inzichten in herkomst, aard en
afstand van het verschijnsel opleverde.
De komeet blijkt een nova
Op 13 September 1958 te 13.57 uur werd te Delft, in
het "Seminarie" van de geödeten een kartografische
vereniging opgericht die om redenen van opportuniteit
de Status en naam van Kartografische Sectie van het
Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
kreeg (KS). De aanloop tot de oprichting, de onderhan-
delingen met het bestuur van het KNAG, de eerste
magere jaren van de KS, ze zijn voortreffelijk be-
schreven in Ormelings herdenkingsartikel uit 1968 (5).
Super-nova ook buiten Nederland zicht
baar
Met deze domme kop, die in de joumalistiek gebruikt
zou kunnen zijn kan een gedramatiseerde vorm van dit
artikel voortgezet worden.
Maar het is zo wel genoeg geweest.
Pas nu, bijna veertien jaar na het verschijnen van het
jubileumartikel, krijg ik, dankzij een van de redaktie
uitgegaan verzoek, de gelegenheid om in het openbaar
van mijn grote respect en bewondering te getuigen voor
de wijze waarop Fer Ormeling in de eerste magere
jaren de KS geleid heeft. Er moest met grote omzich-
tigheid geopereerd worden, want in de kleine Neder
landse vakgemeenschap van geödeten en geografen
was men anno 1955 conservatief ingesteld ten opzichte
van enige nieuwlichterij in de kartografie. We hadden
toch een voortreffelijke Topografische Dienst en alom
aan wezige kadastrale kaarten. Dat implieeerde toch
al dat kartografische deskundigheid däär in voorraad
was? En in het KNAG was toch alle wetenschap, voor
welke thematiek dan ook, geincorporeerd? Ormeling,
na tien jaar in een wereldrijk gewerkt te hebben en op
onbekrompen wijze onderzoek en veldwerk van magi-
strale omvang verricht te hebben, mocht zijn superio-
riteit niet demonstreren. Hij zou daardoor "de kleine
burgerij" tegen zieh ingenomen hebben. Dankzij dit
verstandige beleid heeft de KS en de postulering van
Kartografie als een zelfstandige disoipline langzaam
aan erkenning verworven.
De als aangenaam ervaren omgang met vertegenwoor-
digers uit de geödeten- en geografenwereld berustte
mede op zijn grote algemene ontwikkeling, bereisdheid
en mensenkennisMet name in de geödetenwereld
luisterde men aanvankelijk enigszins gegeneerd naar
de geestige presentatie van wat in wezen een dood-
emstig onderwerp wasde beoefening van de karto
grafie in Nederland. Zo'n figuur was men niet aan
tafel gewend. Maar na de geruststellende ervaring
met de degelijkheid van Ormeling's wetenschappelijk
werk en dito beroepsuitoefening in de atlaskartografie
was hij spoedig ook door geödeten en fotogrammetris-
ten aanvaard.
Ormeling is namelijk een van de zeldzame figuren
waarbij inwendige karaktereigenschappen als:
zorgvuldige notering en voorzichtige beoordeling niet
remmend werken op de omgang met mensen. Als be-
roepskartograaf bedreef Ormeling aanvankelijk voor-
namelijk onderwijskartografie. Maar hij manifesteerde
zieh onder geödeten niet als onderwijsman. Men kreeg
niet de indruk met een aardrijkskundeleraar van doen
te hebben, ofschoon dat wel de substantie van het ge-
zin Ormeling vormde. Zijn vermögen tot comparti-
menteren is hem in zijn loopbaan zeer te Stade geko-
men. In het algemeen kan gesteld worden dat mensen
die in hun geest verschillende aandachtvelden geschei-
den kunnen houden, zieh als veelzijdige persoonlijk-
heden manifesteren. Mensen die met zo'n eigenschap
toegerust zijn kunnen als minister de ene portefeuille
voor de andere verruilen en hun departement even
voortreffelijk blijven besturen.
De moed van de voorganger
Vele malen heeft Fer Ormeling in zijn loopbaan de
gelegenheid gekregen om het bewijs te leveren dat hij
over moed beschikte. Hij heeft gedurfde ondememingen
verzonnen, ook als voorzitter van de KS, die het
Bestuur dan met trillende benen uitvoerde. Edn voor-
beeld: in 1964 lanceerde hij het voorstel om de geld-
stroom die naar zijn mening ontspringen zou uit de
verkoop van de doubletten oude kaarten van het KNAG
om te leiden naar de kas van de arme KS. Het Bestuur
werkte dit voorstel uit in een brief aan het KNAG-
bestuur. De notulen uit 1965 vermelden daarover:
"Besprekingen in het Bestuur van het KNAG hebben
10
KT 1982. VIII. 1