volgens de noordpunt van Sumatra: Aceh. Het zijn
grote folianten die slechts in een klein aantal getypte
exemplaren zijn geproduceerd en helaas nooit in
druk zijn versehenen. Vele bronnen, kaarten en ook
luchtfoto's zijn gebruikt voor deze eigentijdse geogra-
fische monografien.
Een geheel andere opdracht betrof een studiereis naar
Nieuw Guinea per Catalina vliegboot, tezamen met
elf vertegenwoordigers van diverse departementen.
Ormeling ontmoette er onder meer Dr. J.V. de
Bruyn van de NEFIS party "oaktree" die tijdens de
tweede wereldoorlog bijna een jaar in het Centrale
Bergland rondtrok en Anthonie van Kampen, die later
zijn boek "Jungle Pimpemel" aan De Bruyn zou wij-
den. Uitvloeisel van de studiereis was het samenstel
len van een tentoonstelling van luchtfoto's en kaarten
van Nieuw Guinea. Spectaculaire obliques van de
Balim vallei en het eerste fotogrammetrische kaart-
blad 1 100.000 van Nieuw Guinea, Taminabuan,
maakten deel uit van het expositiemateriaal dat be-
stemd was voor het Intemationaal Geografisch
Congres te Lissabon van 1948. Uitstel van dit congres
bracht het materiaal naar Nederland waar het onder
meer in het Tropeninstituut in Amsterdam en in het
Geografisch Instituut te Utrecht werd tentoongesteld.
In de fraaie hal van laatstgenoemd instituut aan de
Drift ontmoette ik Ormeling voor de eerste maal toen
hij eind 1948 met opgestroopte hemdsmouwen de ten
toonstelling inrichtte. Zijn enthousiasme was zo aan-
stelijk dat ik onmiddellijk solliciteerde niet vermoe-
dend circa zes maanden later zdlf met een Catalina
naar het Centrale Bergland van Nieuw Guinea te koer-
sen om mijn eerste onderzoekingen in de tropen met
gebruik van een rubberboot bij de Wisselmeren uit te
voeren. De voortvarendheid welke Ormeling en daar-
mee het Geografisch Instituut kenmerkte wordt duide-
lijk onderstreept door het feit dat mij voor de voor-
bereiding van deze onderneming drie en half uur wa
ren toegemeten!
Het eiland Timor in de oostelijke kleine Sunda Eilan
den heeft een bijzondere betekenis in de Indonesische
Periode van Professor Ormeling. In 1950 verrichtte
hij er zijn eerste onderzoek dat zieh aanvankelijk
op de waterreservoirs van het gebied Amarasi con-
centreerde. Hij was toen vergezeld door zijn echt-
genote, Rini, en door de geoloog van het Geografisch
Instituut, Milius. Hij keerde de volgende jaren nog
twee keer voor längere tijd op Timor terug; de tweede
keer alleen en de derde keer geassisteerd door een
heel team medewerkers van het Geografisch Instituut.
Het eiland en zijn problematiek kreeg zijn diepe be-
langstelling. Het werd studeren tot in de nachtelijke
uren maar uiteindelijk resulteerde dit alles in zijn
proefschrift "The Timor Problem - A geographical
interpretation of an underdeveloped island" waarop
hij op 1 augustus 1955, kort voor zijn vertrek naar
Nederland, aan de Universiteit van Indonesie in
Jakarta promoveerde. Promotor was Prof. Dr. Ir.
J. P. van Aartsen.
De kaartproduetie van de kartografische afdeling
kwam in de loop der jaren goed op gang, zij het dat
veelal aanzienlijke vertraging optrad bij het drukken
van de kaarten in kleuren door technische Problemen
op het reproduetiebedrijf. Wegens hetontbreken van
airconditioning moest het drukken veelal 's nachts
gebeuren wanneer rek en krimp van het papier door
temperatuur en vochtigheidsverschillen minimaal was.
Nieuwe overzichtskaarten van Bali, Celebes, Halma
hera, etc. zagen het licht, alsmede nog niet eerder
versehenen bladen van de 1 250.000 Serie van
Sumatra. Van Java werd een - reeds door Pannekoek
voor de oorlog voorbereide - nieuwe versie van de
1 250. 000 kaart uitgegeven. Een 1 100. 000 kaart-
serie van de Minahasa, in de oorlog fotogrammetrisch
gekaarteerd, werd in het kaartenarchief teruggevon-
den, kartografisch bewerkt en uitgegeven.
Interessant was ook in die tijd de opkomst van de
luchtvaartkaarten van de International Civil Aviation
Organization (ICAO). Bladen van de 1 1.000.000
ICAO kaart, een plotting chart en een aantal Landing
and Instrument Approach Charts versehenen. Ook de
produetie van de 1 200.000 schetskaarten werd her-
vat waarbij als nieuwe informatiebron ook van lucht
foto's gebruik werd gemaakt. Het betrof meest zg.
trimetrogoonopnamen, waarvan de gegevens met
eenvoudige middelen in het kaartbeeld werden inge-
past. Enige van dergelijke schetskaarten van Noord
Celebes waren het resultaat.
Bijzondere opdrachten waren onder meer het kaart-
werk van de Talenatlas van Lombok van Professor
Teeuw, voor de Flora Malaysiana van Professor
Van Steenis en voor het boek 'Atjeh onder Japanse
hiel' Van Dr. Piekaar (later curator van het ITC).
Vermeldenswaard zijn voorts de kaarteringsvoor-
schriften en handleidingen voor geologische en
geomorfologische luchtfoto-interpretatie en van het
luchtfotobeeld van tropische vegetatievormen. Op-
merkelijk is dat hierbij reeds het electromagnetiseh
spectrum en de mogelijkheid van waameming buiten
het zichtbare deel van het spectrum (de tegenwoordige
remote sensing of teleobservatie) werden genoemd.
De gevarieerde werkzaamheden bij het Geografisch
Instituut brachten vanzelfsprekend een grote hoeveel-
heid wetenschappelijke contacten in Indonesie met
zieh mee. Enkelen hiervan zijn hierboven reeds
genoemd Ook de contacten over erosie en landge-
bruik met De Haan en Unger van de Dienst Landinrich-
ting (Balai Perancang Tata Bumi) te Bogor verdienen
vermelding in dit verband. Ir. Bakker, toen hydro-
loog van het ITB en later werkzaam op het ITC nam
hier eveneens aan deel. Een belangrijk contact-functie
had de zg. "sociologische kring" onder leiding van
Professor Beerling. Het was een stimulerende studie-
en discussiegroep van gemengd Indonesisch-Nederlandse
samenstelling, waar ook duurzame vrienschappen zijn
ontstaan. Het begrip sociologie werd hierbij zo ruim
opgevat dat ethnologen, archaeologen en zelfs geomor-
fologen zoals ondergetekende als lid in de kring wer
den opgenomen. Elkaar wederzijds beinvloedend en
ondersteunend is hier veel verricht en zijn vriend-
schappen voor het leven ontstaan.
De internationale contacten waren eveneens intensief,
niet slechts door correspondentie doch vooral door
het veelvuldig bezoek dat buitenlandse geografen en
kartografen aan Indonesie brachten in die jaren. Van
zelfsprekend kwamen zij op het Geografisch Instituut
aan de Jalan Dr. Wahidin Satu (vroeger Tuin du Bus)
en veelal logeerden zij in de "kampong blanda", het
"hollandse dorp" naast het Instituut waar de familie
Ormeling in het hoofdgebouw woonde en Verstappen
en Janssens in de bijgebouwen hun onderkomen hadden.
KT 1982. VIII. 1
21