Openluchtrecreatie in Nederland F. Thissen Het voorbereidend onderzoek Het belang van de recreatie in onze samenleving is, met name vanaf 1960, steeds groter geworden. Het is vanwege het toenemend belang en vanwege de ruim- telijke relevantie van de (openlucht)recreatie dan ook alleszins gerechtvaardigd een van de supplements- bladen van de Atlas van Nederland aan dit onderwerp te wijden. Het tot stand brengen van een kaartblad 'Openluchtrecreatie' wordt echter bemoeilijkt door de nog geringe en fragmentarische wetenschappelijke bestudering van het onderwerp en de beperkt beschik- bare en beperkt bruikbare informatie. Het doen uit- voeren van een verkennende Studie naar de mogelijk- heden om te komen tot een kaartblad van de openlucht recreatie in Nederland ligt dan voor de hand. Van Elzakker (1979, 1981) heeft, in eersteinstantie als stage bij het Bureau van de Wetenschappelijke Atlas van Nederland, deze verkennende Studie uitgevoerd en tevens een voorstel gedaan voor het ontwerp en de in- houd van zo'n kaartblad. Het thans versehenen supple- mentsblad XI-16-S is te beschouwen als het resultaat van Van Elzakker's onderzoek. Een bespreking van de gebruiksmogelijkheden van het kaartblad Openlucht recreatie kan daarom niet worden gei'soleerd van de uitgangspuntenwerkwijze en uitvoering van zijn onderzoek. Dit onderzoek zal in deze bijdrage aller- eerst kort worden samengevat en becommentarieerd voorzover het de gebruiksmogelijkheden van het kaart blad betreft. Daarna zullen enkele gebruiksmogelijk heden worden verkend. De belangrijkste uitgangspunten van Van Elzakker zijn te herleiden tot de doelstellingen van de Atlas van Nederland en de uit literatuurstudie verkregen om- schrijving van het begrip openluchtrecreatie. Uit de doelstellingen van de Atlas komen als algemene uitgangspunten naar voren, tegemoet te komen aan wen- sen en behoeften van recreatie-onderzoekers en een compleet overzicht te verschaffen van de openlucht recreatie in Nederland. De literatuurstudie levert niet zozeer een bruikbare definitie van (openlucht)recreatie, maar een indeling in recreatievormen en activiteiten op (tabel 1, Van Elzakker, 1981, tabel 2.1, p. 20). Deze indeling vormt een belangrijk uitgangspunt - bijvoorbeeld wat het onderscheid binnen- en buitenstedelijke recreatie be treft -, sluit aan bij de wensen en behoeften van recreatie-onderzoekers en zorgt voor enige ordening. Een aantal belangrijke uitgangspunten wordt tevens gevonden in het aanbod van recreatievoorzieningen, de vraag naar deze voorzieningen en de confrontatie van vraag en aanbod. Vooral dit laatste aspect, met name het voorkomen van ruimtelijke ongelijkheden die er bestaan in openluchtrecreatiemogelijkheden, heeft de belangstelling van recreatie-onderzoekers. Andere uitgangspunten zijn de kenmerken van recrean- ten of hun gedrag, het recreatieverkeer en de ontwikke- ling van de openluchtrecreatie in de tijd. Tenslotte dienen de begrenzingen van de gebruikte ruimtelijke aggregatie-eenheden te zijn aangepast aan de aard van het gekarteerde openluchtrecreatie-aspect. De werkwijze van Van Elzakker bestaat hierin dat op grond van deze uitgangspunten en enkele meer tech nische randvoorwaarden allereerst de meest ideale kartering wordt vastgesteld. Daarna wordt de prakti sche realisering van dit ideale kaartblad verkend wat betreft het beschikbaar zijn van gegevens. De besehik- baarheid van gegevens wordt daarmee niet tot uitgangs punt van de kartering gemaakt. Deze werkwijze lijkt zeker aantrekkelijk en de wijze waarop Van Elzakker het 'ideale kaartblad' vaststelt - tot in de kartografische details - is zeer weloverwogenZoals te voorspellen moet na de toetsing aan de beschikbaarheid van gege vens echter zeer veel van het ideaal worden 'ingele- verd'. Dit roept toch vragenop. Allereerst naar de efficiency van de gehanteerde werkwijze. Van de 14 kaarten op het ideale kaartblad konden er slechts 5 met de beschikbare gegevens gerealiseerd worden. Op het kaartblad zijn dit de kaarten B, C tot en met F (oorspronkelijk in ddn kaart voorgesteld)H en I (idem)L en NKaart G en J bevatten slechts een deel van de oorspronkelijk voorgestelde kaarten. Aan de kartografische uitvoering van de 7 niet-uitvoer- bare kaarten wordt door Van Elzakker in zijn Studie nu relatief veel aandacht besteed. Een tweede vraag betreft de 'opvulling' van het kaart blad met alternatievenVoor een deel zijn dit nader onderscheiden deelkaarten, de rest kan als alterna tieven voor de niet-uitvoerbare kaarten worden gezien. Vooral de kaarten K en R hebben deze positie. K (Ruimtegebruik ten behoeve van de openluchtrecreatie) is alternatief voor de kaart 'Intensiteit van het ruimte gebruik ten behoeve van de openluchtrecreatie'. R (Het bezoek van attractiepunten) is een - wel zeer gebrekkig - alternatief voor de kaart 'Landrecreatie (wandelen)'. M, O en Q zijn ook als alternatief te beschouwen voor een kaart 'Ruimtelijke spreiding van de dagrecreatieve voorzieningen'. Enkele reeksen kaarten zijn als alternatief te zien voor wat de twee belangrijkste kaarten moesten worden'Ruimtelijke spreiding van de mogelijkheden tot het bedrijven van openluchtrecreatie' (zowel binnen als buiten het eigen woonmilieu) en 'Ruimtelijke variatie van de mogelijk heden voor verblijfsrecreatie'. Kaart N en P hebben voor beide, maar vooral voor de KT 1982. VIII. 1 41

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1982 | | pagina 43