lang voor het beschrijven van manuscriptkaarten.
2. Het hoofdstuk over kaarten die bestaan uit meer-
dere kaartbladen is uitgewerkt tot vijf beschrij-
vingstechniekenwaarin verschillende soorten van
relaties tussen kartografische documenten onder-
ling of met andere publicaties tot uitdrukking kun-
nen worden gebracht. Aangezien het met deze
technieken mogelijk is om verschillende kaart-
beschrijvingen ook bij de beschrijving van een
rapport of een collectie onder te brengen (of daar-
naar teverwijzen) zijn hiermee de Problemen rond
de onderlinge samenhang grotendeels opgelost.
3. Op verzoek van kaartbeschrijvers zijn de verschil
lende soorten annotaties tot in detail uitgewerkt.
Dit hangt samen met de grote verscheidenheid van
kaartenverzamelingen die een vaak zeer specifiek
gerichte belangstelling hebben. Juist in de anno
taties kan hieraan uiting gegeven worden.
4. In een aanhangsel wordt op de catalogusbouw inge-
gaan.
In die gevallen waarin zieh specifiek met kartografi
sche documenten verbünden Problemen voordoen werd,
voorzover dat binnen de Nederlandse traditie mogelijk
is, rekening gehouden met de relevante hoofdstukken
in Unimarc en met Cartographie Materials: a manual
of interpretation for AACR (14).
Naast de ISBD-elementen neemt Unimarc ook de sor-
teerelementen van de beschrijvingen op. In Unimarc
is voor de verschillende typen kartografische docu
menten slechts een zeer algemene lijst opgezet van
zogenaamde speeifieke materiaalaanduidingen. Het
bleek namelijk, ook gezien de vele combinatiemoge-
lijkheden, beter om de kenmerkende elementen die
gezamenlijk het type document bepalen apart in
sorteergegevens op te splitsen.
De catalogusbouw
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voorzieningen
die nodig zijn om de standaardbeschrijvingen van
kartografische documenten in een catalogus te rang-
schikken.
In de 'Regels voor catalogusbouw' is voor het zoge
naamde hoofdsysteem de auteursnaam of, indien deze
niet vastgesteld kan worden, de titel primair hoofd-
woord. Er is verder bepaald dat een corporatief
auteur geen primair hoofdwoord kan zijn.
Bij moderne kartografische documenten is er in
de meeste gevallen sprake van corporatieve auteurs.
Dit zou betekenen dat ze, volgens de algemene regels,
zowel in bibliografieen als in catalogi, de titel als
hoofdwoord zouden krijgen. Deze zijn, om hieronder
nog nader uit te werken redenen, daarvoor echter
niet geschikt. Wat de nationale bibliografie betreft
ligt het voor de hand dat men de kartografische publi-
katies van dezelfde uitgever, vaak tevens de auteur,
bij elkaar brengthetgeen echter niet mogelijk is
wanneer men het hoofdsysteem uit de Regels voor
catalogusbouw zou willen volgen. Anderzijds zijn de
gebruikers van een catalogus met beschrijvingen van
kartografische documenten in de meeste gevallen niet
in auteur of titel geihteresseerd, maar in het afge-
beelde gebied. Het is dan ook gewenst dat catalogi
zo ingericht zijn dat naar dit aspekt gezocht kan
worden
De Commissie, die zoveel mogelijk het hoofdsysteem
van de algemene catalogus heeft willen volgen, was
van mening dat voor de afbeeldingen van de aarde op
schaal een speciale catalogus, ingedeeld naar gebied,
het meest voor de hand lag. Anderzijds was men er
zieh van bewust dat het ook mogelijk moest zijn kar
tografische documenten in een algemene catalogus
samen met andere documenttypen op te nemen. Hier-
bij is het minder gewenst om wat betreft de rang-
schikking uitzonderingsregels voor kartografische
documenten te maken. De oplossing kan worden ge-
vonden in het opzetten van een alternatief systeem voor
kartografische documenten, naast het algemene hoofd
systeem In de algemene catalogus zijn dan geen
aparte voorzieningen nodig.
Het voomaamste kenmerk van het altematieve sys
teem is dat het eerste sorteergegeven een gebieds-
aanduiding is volgens een systematische indeling.
Daama wordt op bepaalde onderwerpen doorgesor-
teerd. Dit systeem dient opgevat te worden als het
voorkeursysteem voor de speciale catalogus voor
kartografische documenten.
Zoals hieronder nog zal blijken zijn andere belang-
rijke nog niet vermelde verschillen met het hoofd
systeem van de 'Regels voor de catalogusbouw' dat
er op ondertitel doorgesorteerd wordt en dat er
aparte voorzieningen voor het sorteren op schaal
getroffen zijn.
Naast de Gebiedscatalogus als voorkeursysteem,
kunnen voor kartografische documenten nog andere
ondersteunende ontsluitingssystemen worden opgezet,
zoals b.v. voor de namen van personen en instellin-
gen die bij het tot stand komen van het kartografische
document betrokken zijn geweest. Ook hiervoor zul-
len enige richtlijnen gegeven worden.
Keuze van de sorteergegevens
Toepassing van de regels voor het beschrijven geeft
als resultaat een zogenaamde standaardbeschrijving.
Deze kan niet zonder meer worden gebruikt. Om de
standaardbeschrijving in een catalogus of bibliografie
te kunnen invoegen is een ingang nodig, een rang-
schikking- of ordeningselement dat de plaats van
de beschrijving in de catalogus of bibliografie bepaalt.
Als ingangselement voor niet-boek-materialen in het
algemeen worden auteurs, titels, trefwoorden,
accentwoorden en plaatsnummers (Signaturen) genoemd.
Deze kunnen in een catalogus voor kartografische do
cumenten ook van nut zijn, maar de meeste belang
stelling zal toch uitgaan naar het afgebeelde gebied en
het thema. De schaal bepaalt in sterke mate de aard
van de afgebeelde informatie. Een speciale catalogus
voor kartografische documenten zal dan ook de moge-
lijkheid moeten bieden om naar gebied te kunnen zoe-
ken. In de tweede plaats zal men daarna in het afge
beelde thema geihteresseerd zijn, waarbij de schaal
vaak bepaalt of men een bepaalde kaart al dan niet
kan gebruiken.
Wat gebied en onderwerp betreft, zou men een keuze
kunnen maken uit de hierboven opgesomde mogelijk-
heden, zodat een trefwoordencatalogus ontstaat of
men zou een klassificatiesysteem kunnen opzetten.
Er is voor het laatste gekozen, omdat een alfabeti-
sche gebiedscatalogus ongewenste problemen geeft.
KT 1982. VIII. 2
35