10. De 'kanteling' van Nederland, zoals deze tot uit
drukking komt in de vergelijking van de nauwkeu-
righeidswaterpassingen van 1875-1887 en
1926-1940 (bron: Geologie en Mijnbouw, Nw. S.
16. 6, 1954, p. 210).
11. Meso-reliöf ten zuiden van Maastricht (topogra-
fische kaart 1:25. 000, blad 61 F).
- Vegetatie
Het meso-relief vormt op zijn beurt het milieu en
draagvlak voor de volgende etage, die van bodem en
vegetatie.
Meso-reliefvormen, zoals een terrasoppervlak of een
dalwand, ondergaan oppervlakkige verwering en bodem -
vorming. Bodems zijn in het terrein niet zonder meer
herkenbaar en vallen dus buiten het topografisch
spectrum. Maar ze oefenen wel grote invloed uit op
de vegetatie en deze vormt van oudsher wel een wezen-
lijk deel der topografie. In vergelijking met het meso-
relief is het patroon van bodems en vegetatie meer
gedetailleerd en wel als gevolg van hun grotere dyna-
miek; in het bijzonder geldt dit de vegetatie. In samen
hang hiermee zijn ze ook jonger dan het meso-relief;
bodems zijn in het algemeen niet ouder dan enkele
duizenden jaren, vegetarie in veel gevallen slechts
honderden jaren.
De grote geschakeerdheid der vegetatie komt op de
topografische kaarten slechts zeer schematisch tot
uitdrukking; alleen de direct in het terrein herken-
bare vormen worden gekarteerd. De topografische
kaarten uit de vorige eeuw boden echter meer vegeta-
tie-schakeringen dan de moderne.
- Artefacten
De hoogste en tevens jongste etage tenslotte bestaat
uit artefacten: de door de mens gemaakte topografi
sche elementen, waarvan de meeste dateren uit de
19e en 20e eeuw.
Van oorsprong lag de antropogene etage direkt op de
holocene etage van bodem en vegetatie. Ook voor de
artefacten geldt dat ze een dusdanige geschakeerdheid
vertonen, vooral binnen stedelijke gebieden, dat de
topografische kaartschalen daarvoor te weinig ruimte
bieden.
- Oppervlaktewater
Een aparte plaats binnen de topografie wordt ingeno-
men door het oppervlaktewater. Dankzij de kringloop
van het water vemieuwt het zieh onophoudelijk en
door zijn beweeglijkheid voegt het zieh snel naar de
terreinomstandigheden. Elk der eerder genoemde
topografische etages is dan ook herkenbaar in het pa
troon van het oppervlaktewater.
Asymmetrie van de topografische
py r am ide
Voor de gelaagde struetuur der topografie is kenmer
kend dat de elementen van de diepere etages groter,
bestendiger en dus ouder zijn dan die van de hogere
etages. Er is dan ook een verschil met een voedsel-
pyramide op te merken. Een voedselpyramide is een
model van aaneengeschakelde Processen die zieh bin
nen een beperkt tijdsbestek voltrekken; ze zijn als het
wäre gesynchroniseerd. Bij de topografische Pyrami
de is er echter een groot verschil tussen de ont-
staanssnelheid der onderscheiden etages, met als
gevolg ouderdomsverschillen van de respectievelijke
topografische bestanddelen. De hogere etages verto
nen een grotere omloopsnelheid dan de lagere en zijn
dus ook meer kwetsbaar, vergankelijk en jonger.
Wanneer we dit kenmerk in de topografische pyramide
tot uitdrukking brengen dan wordt deze asymmetrisch.
De endogene etage strekt zieh als meest bestendige
etage uit over miljoenen jaren; daarentegen omvat de
18
KT 1982. VIII. 3