<Gt) LiJiJ U_^_I lYLj !_vÜJ
bodempatroon die te herleiden is tot min of meer
veranderlijke, siecht zichtbare bodemeigenschappen
(o. a. voedingstoestand). De bodemkaart daarentegen
geeft alleen de meer permanente eigenschappen.
De vegetatiekaart (figuur 7) kent zowel voor de lichte
als voor de donkere bossen maximaal zes vegetatie-
typen, die gerangschikt zijn in een ecologische reeks
van arm naar rijk (Bannink et al. 1973). Bodem-
en grondwatertrappenkaart en vegetatiekaart worden
gecombineerd tot een bodemgeschiktheidskaart voor
verschillende boomsoorten. De kaart kan dienen als
basis voor het opstellen van bedrijfsplannen.
Stiboka vervaardigt ook kaarten en tabellen van de
potentiele vegetatie, met name van inheemse bomen
en struiken (bodemgeschiktheid voor 'semi-spontaan'
bos). Er worden 21 bodem-vegetatie-eenheden aan-
gegeven waarvoor telkens geldt dat a) de beplanting
ecologisch het meest verantwoord is; b) de kans van
slagen van de opstand zo groot mogelijk is, en
c) de onderhoudskosten zo gering mogelijk zijn.
Deze kaarten zijn overigens vanwege hun aard niet
in de tabel opgenomen.
Cultuurhistorie
Historische geografie is bij Stiboka vanaf haar op-
richting in 1945 beoefend. Tot 1972 dienden de resul-
taten van het onderzoek alleen ter ondersteuning van
de bodemkartering. In de loop van de jaren zeventig
is echter een vorm van cultuurhistorisch landschaps-
onderzoek ontwikkeld, die in het landschap zichtbare,
historisch gegroeide structuren als zelfstandig object
van kartering ziet. Dit zijn de drie (deel) structuren
van nederzettingen, van percelen, en van wegen,
dijken en waterlopen (infrastructuur). Door kaart-
vergelijking wordt nagegaan welke oude elementen en
structuren thans nog aanwezig zijn (relictinventarisa-
tie). AI naar gelang hun aard worden vlak-, lijn- en
puntrelicten of combinaties daarvan onderscheiden.
De legenda vermeldt altijd met welk tijdstip in het
verleden de huidige situatie vergeleken is (de peil-
datum). Meestal ligt deze datum nä het verschijnen
van de oudst bekende, gedetailleerde kaart en v66r
belangrijke ingrepen in het landschap zoals ruilver-
kaveling en urbanisatie. Door middel van historisch
onderzoek wordt getracht de ouderdom van relicten
vast te stellen. Zo komt men te weten of de relicten
onderdeel uitmaken van nog bestaande historisch
gegroeide structuren. Dit heeft betekenis voor het
beoordelen van de mogelijkheden voor instandhouding.
Voor de Cultuurwaardenkaart van Nederland, schaal
1:250. 000, zijn de belangwekkende verkavelingspatro-
nen gei'nventariseerd. Dit systematische werk wordt
in zekere zin voortgezet, maar dan veel uitgebreider,
door de verschillende 50. 000-inventarisaties die
thans worden uitgevoerd voor de werkgroep Land
schap stypologie, ressorterend onder de Natuurweten-
schappelijke Commissie van de Natuurbeschermings-
raad. Figuur 8 toont een fragment uit de perceels-
vormenkaart. Behalve de perceels- en bewonings-
vormen worden ook de perceelsveranderingen in de
laatste eeuw gekarteerd. Hiervoor is een speciale
steekproefmethode ontwikkeld.
De tabel laat zien dat ook van verschillende deelge-
bieden de cultuurhistorie wordt gekarteerd. De
Veluwekartering leidde tot vrij globale uitspraken
over al dan niet gehandhaafd bodemgebruik en over
250 m
LEGENDA
RIVIERKLEIGRONDEN
zeer matig
lichte zavel
Bouwvoorzwaarte
zware zavel lichte klei
matig
zware klei
RdO&A
Rd35A
RriBBA
Rd12aC
Rd02tsC
R412bC
b<hsc
Rd35C HnSSC
ZANDGRONDEN
vorstvaaggronden in zwak lemig matig fijn zand
vorstvaaggronden in zwak lemig matig grof zand
Zb53
/Zt?73-.
GRONDWATERTRAPPEN
Grondwatertrap
I1 I1 I1 I1
Gemiddeld hoogste grondwaterstand
in cm beneden maaiveld (GHG) <40 <40 40 -80 >80
Gemiddeld laagste grondwaterstand
in cm beneden maaiveld (GLG) 80 -120 >120 >120 >160
Gt*: droger deel van Gt
Fig. 6 Fragment van een bodemkaart, schaal
1:10. 000, die gebruikt is bij de schatting
van de ruilwaarde van de gronden.
Rd02l)C jvi
vh* O?
;d05»
vVU*
KT 1982. VIII. 3
35