Blik op wonen C.H. de Voogd, F.J. Ormeling en W.F.Th.M. van den Goorbergh Inleiding 'Blik op wonen' is de titel van het bij dit nummer gevoegde atlasje. Het behandelt in 22 kaart-bladzijden vijf aspecten van het wonen: het woonmilieu, de wo- ningen zelf, hun bewoners, alternatieve woonvormen en tenslotte het wonen in Nederland gezien in Euro pees verband. Het atlasje is het resultaat van een werkcollege Thematische Kartografie, cursusjaar 1981/82, onder andere bedoeld om practische ervaring op te doen in het redactionele werk en in de technische uitwerking van de ontwerpen tot en met de eindoriginelen. Als onderwerp kozen de Studenten de woon-problematiek in Nederland om op die manier ook een maatschappe- lijk relevante bijdrage te leveren. Het aantal participerende Studenten was in de cursus 1981/82 twaalf; wilde iedereen aan zowel redactionele als technische handelingen kunnen meewerken, dan moest het aantal kaarten groter zijn dan normaal (6 8). Omdat het eindprodukt op slechts 6en drukvel afgedrukt moest kunnen worden is het drukvel ditmaal optimaal benut: het is aan twee zijden bedrukt. Na enig geexperimenteer is dit dubbelbedrukte kaartblad tot een atlasje omgevormd om beide bedrukte zijden van het kaartvel goed tot hun recht te laten komen. Het atlasje opent met een tekening van Mijntje Daa- men van Nederland als overvol sardineblikje, waarin diverse aktiviteiten, zoals wonen en werken een kon- kurrentiestrijd voeren om de weinige beschikbare ruimte. Dit heeft effekt op de wijze waarop het wonen zieh manifesteert, terwijl ook binnen de aktiviteit 'wonen' zieh dergelijke Processen van spreiding en verdringing afspelen. Eön van de uitgangspunten bij de keuze van de onderwerpen was te proberen deze Processen weer te geven, waarbij het wonen zo vol- ledig mogelijk gedekt moest worden. Daarnaast wilden de deelnemers proberen om wat licht te wer- pen op thema's die doorgaans niet of nauwelijks aan bod komen omdat men ze niet belangrijk genoeg acht of omdat het bronnenmateriaal onvoldoende is voor 'officiele kartografie'. In een projekt als dit heeft men wat dat betreft meer mogelijkheden waarvan dan ook gebruik is gemaakt. De resultaten hiervan vindt u onder het kopje 'alternatief wonen'. Vormgeving en kaartgebruik De eerste kaart valt meteen met de aan het wonen gestelde beperkingen in huis: ze geeft aan in welk gebied men alleen met woonvergunningen terecht kan - het geeft een nog niet eerder gepresenteerd beeld van de mate waarin Nederland 'gesloten' is voor nieuwe vestigers. Vergelijken we kaart 3 met de kaarten 6, 8 en 24 dan wordt die beperking begrijpe- lijk. De kaarten 4 en 5, over woonvoorkeuren en omgevingsfaktoren laten zien wäär men zou willen wonen als men daartoe de vrije keus had, en hoe men de woonomgeving waardeert. Eigenlijk zou kaart 4 op kaart 5 gebaseerd moeten zijn. Dat dat niet het geval is komt onder andere door de volgende redenen: de woonvoorkeuren worden door de meerderheid van de bevolking bepaald; die meerderheid woont in de Rand- stad, en voor de randstedelingen zijn de Veluwe, Drenthe, de Friese Meren, de Wadden, het Brabantse Land en Limburg verre paradijzen. De eigen omge- ving, vooral de centra van Amsterdam, Rotterdam en Rijnmond worden laag gewaardeerd. In tegenstelling tot de subjectieve woonvoorkeuren zijn de basisgege- vens voor de kaart 'Omgevingsfaktoren' op objectieve wijze verzameld: voor de waardering van geluids- belasting, luchtverontreiniging en bereikbaarheid zijn objectieve maatstaven gebruikt. De gifbelten zijn te- veel op den hoop gegooid; zowel grote als kleine, meer of minder 'gevaarlijke' zijn met hetzelfde sym- bool weergegeven. De keuze van deze negatieve milieufaktoren voor de kaart is natuurlijk wel weer subjectief. Op bladzijde 6 zijn de grootste Steden uit hun COROP- gebied gelicht omdat het wonen een duidelijke stad- platteland tegenstelling kent. Omdat COROP-gebieden niet algemeen bekend zijn en dit het eerste kaartje met deze indeling is, zijn hier tevens de namen van de gebieden opgenomen. Omdat wonen een erg 'zicht- baar' verschijnsel is, is er op veel kaartjes, waar- onder dit, sprake van het intrappen van open deuren. Maar omdat hoogbouw een erg belangrijk facet is, is het in het kader van de na te streven volledigheid niet weggelaten. Bladzijde 7 illustreert de vergrijzing van vooral het noorden en Zeeland, de jonge bevolkingsopbouw in het zuiden en de snelgroeiende overloopgebieden van de Randstad. Bij nader inzien had ook de klasse 'oververtegenwoordiging 0-19 jaar' een signatuur moeten hebben. De spreiding van de woningdichtheid op bladzijde 8 is algemeen bekend. Het groene hart springt er erg mooi uit, al is de woningdichtheid in oostelijk Zuid-Holland hoger dan in de meeste oostelijke regio's. Dit kaartje laat zien dat bij een dergelijk ruimtelijk mooi geor- dend verschijnsel het gebruik van 7 grijswaardetrap- pen zeer wel aanvaardbaar is. Op bladzijde 9 ontbreekt de vermelding dat het hier om Amsterdam gaat. Overigens hadden in de hele at- las de titels wel wat uitgebreider gemogen; evenals vermelding van het aggregatie-niveau. Voor diverse KT 1982. VIII. 3 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1982 | | pagina 45