"Leeuwerdera Deel" ziet men bijvoorbeeld 15 ver- schillende Symbolen, door Schotanus 'Teikens' ge- noemd (figuur 2). Sommige van deze Symbolen zijn voor de moderne beschouwer moeilijk te begrijpen, zoals: 'Geweesen kloosters' - Na 1580, bij de overgang van Rooms naar Gereformeerd, zijn de kloosters verdwe- nen, de landerijen werden genaast en de gebouwen gesloopt. 'Wieren' - Wier kan worden omschreven als een kleine terp met meestal vrij steile randen. Vogel-Kooyen' - Kooien, waarmee eenden werden gevangen. Verder vindt men voor het eerst tekens voor tichel- werken en kalkovens. De achttiende eeuw wordt vaak op kartografisch gebied een periode van stilstand en verval genoemd. Neder- land verloor zijn monopolie-positie als producent en leverancier van kaarten. Toch kwam er, ondanks deze ontwikkeling, hoogstaand kartografisch werk tot stand, in het bijzonder op het gebied van de militaire en waterstaatkundige kartering. Terwijl men bij de kartering van de provincies deels genoegen nam met de heruitgave van zeventiende eeuws materiaal en er deels ook nieuwe kaarten tot stand kwamen, werden op het gebied van de militaire topografie goede prestaties geleverd door de Hattinga- familie en de militair-ingenieur Hottinger. De door de Hattinga's in de periode 1740-1790 getekende kaarten beslaan bijna de helft van het oppervlak der toenmalige Nederlandse gewesten (5). Onder de ca. 1200 geleverde kaarten bevindt zieh ook veel materi aal dat van oudere kaarten werd gekopieerd. De meest betrouwbare kaarten zijn die welke door de Hattinga's zelf zijn opgemeten: Viaanderen, Zeeland en gedeelten van Brabant. Een voorbeeld hiervan is de kaart van Staats vi aanderen uit 1745. In de uitge- breide legenda vermeldt W. T. Hattinga dat hij onder andere ook ingetekend heeft 'de groote der Polders, en de Iaren der Bedykinge, soo verre kenbaar sijn en voor alle de Steden, Forten, soo wel de oude geelegte, als die nog in ornat sijn, Dörpen, Gehugten, Wegen, Dijken, Kreeken, Schorren, Slikken, Strömen, Sluysen etc. Verder geeft Hattinga inlichtingen over het totstandkomen van deze kaart: 'Welke Kaarte na een versamelinge en inspectie van menigvuldige Stukken die in Staatsvlaanderen gemeten waren, mits- gaders na seer veele distantie metingen van Thorens, Molens etc. in eijge persoon opgenomen, en vervol- gens na consideradile metingen. aldus geformeert is'. Een verklaring van tekens is eveneens bijgevoegd. Bij de echte Hattinga-kaarten kunnen wij op de weer- gave van de begroeiing vertrouwen. Voor militair gebriiik werd echter geen perceelsgewijze opmeting toegepast zoals bij kaarten voor de grondadministratie wäl het geval is. Er werd in het terrein gegenerali- seerd, want van militair belang was de bodemtoestand (drassige weiden, moerassen, hoge gronden)begroei ing en bewoning. Deze gegevens zijn met een hoge graad van betrouwbaarheid op de Hattinga-kaarten aangegeven (6). Waarschijnlijk volgden de Hattinga's de instrueties die in Knoop-Morgenster's Nederlands leerboek voor de landmeetkunde ('Werkdadige meetkunst', le editie 1707) voor het topografisch tekenen werden gegeven. Bij het raadplegen van de Hattinga-kaarten heeft men niet te maken met een op zichzelf staande manier van tekenen, maar met 'genormaliseerde' Symbolen voor de topografie. Er ontwikkelde zieh een zekere unifor- miteit in de manier van kaarttekenen en men gebruikte dezelfde Symbolen voor bossen, moerassen, heuvels enz. Eveneens kwam er meer eenheid in het kleur- gebruik. De grootschalige manuscript-kaarten van de Hattinga's versehenen in verband met het militaire karakter nooit in druk, slechts verkleiningen van de kaarten van Zeeland en Staats-Vlaanderen zijn bij de uitgever Tirion omstreeks 1750 in gedrukte vorm versehenen. De uniformiteit bij het gebruik van grafische Symbolen en kleuren komt op de zogenaamde 'Carte de Cabinet' van De Ferraris (1771-1777) nog beter tot uitdrukking dan bij de Hattinga-kaarten (7). Ondanks het feit dat deze kaart van de Oostenrijkse Nederlanden slechts gedeeltes van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg beslaat, vormt De Ferraris' kaart een belangrijke bron voor de Nederlandse historisch geo- graaf. Ook hier vinden wij geen perceelsgewijze opme ting. Overeenkomstig het militaire aspect van de 'Carte de Cabinet' wordt de aandacht geschonken aan de militaire behoeften: bodemtoestand, grondgebruik, begroeiing, bewoning, wegen en wateren. In een aan deze kaart apart bijgevoegd blad met legenda komen deze factoren duidelijk tot uitdrukking: bijvoorbeeld 'Stenen brug''houten brug''onbegaanbaar moeras' 'moerassige weide''bossen met kreupel- of laag- stammig hout''bossen met hoogstammig hout' 'heide', 'akkers met hagen omgeven', 'landbouwgrond' 'weg''voetpad' enz. Beter bekend dan de manuscript-versie is de (echter minder belangrijke) gedrukte versie van De Ferraris' kaart in 25 bladen op een schaal 1:86. 400, met als titel 'Carte chorographique des Pays-Bas Autrichiens' (1777). Bij deze kaart behoort ook een blad 'Expira tion' met de gebruikte grafische Symbolen (figuur 3). Aan het einde van de 18e eeuw werd voor het eerst daadwerkelijk de kartering van het gehele Nederlandse grondgebied ter hand genomen door Baron Krayenhoff. Hiermee kwam een eind aan de tot dan toe gedecentra- liseerde kartografie van de Nederlandse gewesten. In 1798 gaf de Republiek aan Krayenhoff de opdracht een geheel nieuwe kaart te vervaardigen, die op een nieuw uitgevoerde triangulatie gebaseerd moest worden (8). In 1799 verscheen een 'proefkaartje' van het land bis sen Maas en Waal en van het Rijk van Nijmegen. Fraai gegraveerd door C. van Baarsel, betekent deze kaart een proefstuk voor de nieuwe kartering. Het kaart - blad biedt een sober overzichtelijk beeld: modern in de terreintekening, ouderwets in de tekening van kerken en molens in opstand. De waterstaatkundige toestand met zijn dijken, wateringen en sluizen, watermolens enz. komt duidelijk naar voren. Terwijl voor de gehele kaart een schaal van 1:115. 200 was voorzien, zou het centrum Amsterdam met wijde omgeving (Den Haag, Utrecht, Alkmaar) op een twee- maal zo grote schaal verschijnen. In een 'Verklaringe der tekens gebruikt tot de Kaart van een gedeelte der Departementen Amstelland, Maasland en Utrecht' is voor het eerst ook een gedetailleerd onderscheid te zien tussen de wegen en verder tekens voor telegrafen en geodetische punten. KT 1983. IX. 1 21

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1983 | | pagina 23