"Bestemming: regeling in een bestemmingsplan voor
een bepaald terrein, waarvoor het terrein mag wor
den gebruikt, of daarop al dan niet mag worden ge-
bouwd, welke soort bebouwing is toegestaan en met
welke omvang.
In deze definitie klinkt nog iets van het verleden door,
toen bestemmingsplannen nog uitbreidingsplannen
heetten en inderdaad vrijwel alleen het bouwen werd
geregeld. Dat het bouwen nog steeds heel belangrijk
is mag, behalve uit de nog te bespreken gedaante van
de plankaart ook blijken uit de volgorde van opsom-
ming van verschillende bestemmingen in art. 13 van
het BRO:
"Art. 13. 1. Een bestemmingsplan wijst voorzover
nodig de bestemming van gronden aan voor onder
meer:
a. woondoeleinden, onderscheiden naar dichtheid en
hoogte van bebouwing en aard der woningen, met
de daarbij behorende voorzieningen;
b. doeleinden van handel en bedrijf, onderscheiden
naar dichtheid en hoogte van bebouwing en aard der
gebouwen en terreinen, met de daarbij behorende
voorzieningen;
c. agrarische doeleinden, nader onderscheiden naar
de daarbij toegelaten bebouwing;
d. recreatieve doeleinden
e. verkeersdoeleinden
f. doeleinden van landschaps- en natuurbescherming;
g. andere doeleinden van openbaar nut.
Deze opsomming is niet uitputtend en ook niet bindend:
er mag ook verder en anders onderverdeeld worden.
Hoe ziet een bestemmingsplan er in z'n totaliteit uit?
Het BRO laat ons weer niet in de steek, want art. 10
verklaart:
"Art. 10. 1. Een bestemmingsplan alsmede een ont-
werp daarvoor worden vervat in:
a. een of meer kaarten met bijbehorende verklaring,
waarop de bestemming van de in het plan begrepen
grond wordt aangewezen;
b. voorschriften omtrent het gebruik van de in het
plan begrepen grond en van de zieh daarop been
dende opstallen, voorzover deze voorschriften in
verband met de bestemmingen nodig zijn.
Zoals u ziet is zelfs de verklaring, de legenda, bij de
kaart voorgeschreven. Niet goed, plan terug. Kaart
en voorschriften samen vormen het bestemmingsplan,
een kaart zonder voorschriften en voorschriften zon-
der kaart hebben geen rechtskracht, interessante uit-
zonderingen daargelaten. Bij het plan hoort, ook vol-
gens het BRO (art. 10. 4), nog een toelichting, maar
deze schept geen rechten en plichten (althans geen
opeisbare).
Bekijken we dus het gehele pakket van stukken bij een
bestemmingsplan, dan zien we het volgende:
1. een of meer kaarten met bestemmingen en andere
aanduidingen;
2. voorschriften omtrent bebouwing, ander gebruik
van de grond en gebruik van de opstallen;
3 een toelichting met uitkomsten van onderzoek, en
met de aan het plan ten grondslag liggende
gedachten.
Er is gezegd, dat 'de kaart de drager van de voor
schriften' is (5). En inderdaad, de struetuur van het
bestemmingsplan is zodanig, dat je via de kaart toe-
gang hebt tot de voorschriften. Je zoekt het pereeel op
waarmee je wat wilt doen, kijkt in welk door een be-
stemmingsgrens omsloten gebied het ligt, raadpleegt
via codering, arcering of kleur de legenda, weet dan
de naam van de bestemming en meestal ook direct de
nummers van de daarop van toepassing zijnde voor
schriften. In die voorschriften kan je dan lezen dat je
op je stukje grond niet mag bouwen. Jammer, geen
Neckermann-huis.
Maar soms mag je wel wat doen, mits dit met een
bouwvergunning of een aanlegvergunning gepaard gaat.
Voor bouwen is altijd een bouwvergunning nodig, en
die wordt verstrekt als er niets gebeurt in strijd met
het bestemmingsplan en de bouwverordening. In Frank-
rijk komt dit op een bordje op de bouwplaats te staan.
Voor het aanleggen van bijvoorbeeld een betonnen rij-
baan door je land heb je vaak een aanlegvergunning
nodig. Oök de overheid die in ruilverkavelingsverband
wegen en waterlopen aanlegt, moet zo'n vergunning
hebben
De plankaart
Laten we nu de plankaart eens wat nader bekijken
(figuur 1).
Fig. 1. Een gedetailleerd bestemmingsplan
Het BRO geeft merkwaardigerwijs, in art. 11, slechts
voorschriften omtrent de ondergrond van de plankaart
en zegt niets Over de weergave van de bestemmingen
en van andere ruimtelijke voorwaarden. Wel Staat er
nog: "Onze Minister kan met betrekking tot de tech
nische uitvoering van de kaarten nadere voorschriften
geven". Dat heeft hij ook gedaan, met een circulaire
van 9 februari 1970. Hij behandelt daarin, op zijn
zachtst gezegd niet erg diepgaand, de uiterlijke ver-
schijningsvorm (formaat, materiaal) en de figuratie
(dat wat op de kaart Staat) (6):
"Met betrekking tot de figuratie op de kaarten zou ik
voorop willen stellen, dat de kaarten in kleur moeten
worden uitgevoerd. Ongekleurde kaarten zijn nogal
48
KT 1983. IX. 1