De legenda: verklaring of renvooi
eens niet in alle opzichten even duidelijk, waardoor
twijfel kan ontstaan omtrent de aan een bepaald ter-
rein gegeven bestemming.
Verder verwijst hij naar de voorstellen van het Neder-
lands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuis-
vesting, het NIROV, van 1967. Daar kom ik straks
nog op terug.
Wat betreft het gebruik van kleur is het hier overigens
aardig om een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State uit 1978 aan te halen (7):
"Toetsing aan het vigerende bestemmingsplan is niet
mogelijk, aangezien de kleuren op de plankaart volle-
dig zijn vervaagd en de bestemming evenmin af te
leiden is uit de in de loop der jaren verleende en ge-
weigerde vergunningen; strijd van het bouwplan met
het bestemmingsplan is derhalve niet aantoonbaar.
Op veel plankaarten wordt, in de legenda, onder-
scheid gemaakt tussen de 'bestemmingen' en de
'overige aanduidingen'. De bestemmingen worden
voorgesteld door in duidelijk begrensde gebieden een
codering, arcering of kleur aan te geven. Bestemmin
gen hebben immers betrekking op vlakken, soms grote
gebieden, soms heel kleine gebiedjes ter grootte van
ien perceel. Dat bij het kiezen van een grafische
voorstelling rekening moet worden gehouden met deze
Sterke variatie in grootte van het gebied ligt voor de
hand, maar of het ook altijd gebeurt valt te betwijfe-
len.
De 'overige aanduidingen' vormen een wäre vergaar-
bak van onderling zeer verschillende zaken. Door mid-
del van lijn, symbool en schrift worden onder andere
weergegeven:
a. de ondergrond, topografisch of met kadastrale ge-
gevens (voor in de nabije toekomst uit te voeren
uitbreidingen);
b. de plangrens;
c. bestemmingsgrenzen;
d. grenzen voor bijvoorbeeld wijzigingsbevoegdheid,
fasering, vereiste van aanlegvergunning;
e. intensiteit van het ruimtegebruik (dichtheden);
f. woningtypen;
g. bebouwingsgrenzen (vroeger: rooilijnen);
h. maatvoering;
i. leidingstroken.
Naast de ondergrond, nodig voor het kunnen opsporen
van het perceel waarvan je het juridisch regime wil
kennen, en de bestemmingsvlakken, de kleuren die de
gebruiksmogelijkheden aangeven, bevat een bestem-
mingsplankaart dus in het algemeen nog vdel meer
informatie over de mogelijke ruimtelijke ontwikkeling.
Veel hiervan hangt samen met de bebouwingsmogelijk-
heden en dat is geen wonder, doordat het bestemmings
plan is voortgekomen uit het uitbreidingsplan. Het
uitbreidingsplan gaf niet zozeer bestemmingen aan,
de functies van de ruimte, als wel de vorm van de
ruimte: het patroon van wegen, Straten en huizenblok-
ken. Vroegere uitbreidingsplannen, bijvoorbeeld van
Berlage, waren een soort topografische kaarten van
een nog te bouwen Nederland, blauwdrukken van de
toekomst. Stedebouw was nog vroeger: trekken van
rooilijnen, het aangeven van de grenzen tussen open-
baar en prive gebied, en ondanks alle veranderingen
in het stedebouwkundige denken en werken is hier
toch nog veel van terug te vinden in onze tegenwoor-
dige plankaarten, bijvoorbeeld ook in de gedaante van
profielen van de hoofd Straten.
In dit verband is belangrijk het onderscheid tussen
een globaal en een gedetailleerd bestemmingsplan. In
een globaal plan worden slechts de hoofdontsluitings-
structuur en daartussen de hoofdbestemmingen, zoals
wonen, weergegeven, met de minimale en maximale
woningdichtheden. Elke aanduiding over de ruimte
lijke gestalte ontbreekt. Men spreekt dan ook wel over
een 'vlekkenplan'Het gedetailleerde plan daarentegen
bevat min of meer stringente aanwijzingen over de
plaats van de bebouwing. Hierop is art. 14 van het
BRO van toepassing.
Als voorbeelden van een degelijk ouderwets gedetail
leerd bestemmingsplan, nog met echte rooilijnen, en
van een hypermodern, experimenteel, globaal bestem
mingsplan toon ik hierbij een recent 'Bebauungsplan'
(figuur 2) van een buitenlandse stad, nl. Wenen, en
een globaal bestemmingsplan (figuur 3) van het geplan-
de stadscentrum van Zoetermeer (8).
DER FLÄCHENWIDMUNGS- UND BEBAUUNGSPLAN D"
Flächen widmungs-
und Bebauungsplan
entspricht dem
Gerne inderatsbe Schluß
vom 30 Junt 1977
Ottakring
Fig. 2. Een bestemmingsplan uit Wenen. Sterke
nadruk op de ruimtelijke vorm.
Groter verschil is nauwelijks denkbaar. In het eerste
geval duidelijk het regelen van (bestaande, maar te
vemieuwen) bebouwing; in het tweede geval het rege
len van de plaats van aan functies gekoppelde voorzie-
ningen, zonder dat hier al een architectonisch-ruim-
telijke vorm aan is gegeven.
In het Zoetermeerse plan is voor de plaats van de
functies een afwijking toegestaan van edn Vierkant
van 50 m. In wat klassieker uitgevoerde plannen is
meestal een bepaling opgenomen, dat afwijkingen tot
een bepaalde maat (in meters of in oppervlakte) onder
bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Ook wordt in
de voorschriften rekening gehouden met het feit, dat
de ondergrond fouten of onnauwkeurigheden vertoont.
Wat ik nog niet behandeld heb van de inhoud van de
KT 1983. IX. 1
49