De kaarten waar we hier mee te maken hebben zijn
werkkaarten van de pianologisch jurist, de stedebou-
wer en ingenieur en de staf van stedebouwkundige
tekenaars.
Deze kaarten dragen daar alle kenmerken van. Het is
voer voor pianologen.
De plannenmakers en hun publiek
Stedebouwkundige plannen worden ontwikkeld in op-
dracht van gemeentebesturen, provincies of andere
openbare lichamen. De visie van de stedebouwkundige
wordt vertaald in een bestemmingsplan. De bestem-
mingsplankaart is daarbij de grafische representatie
bij uitstek, maar niet de enige.
Volgens vaste kroonjurisprudentie mag niet bindende
informatie niet voorkomen op de kaart. Zulke toe-
lichtende informatie kan worden weergegeven in bij
gevoegde kaarten. Nu is de stedebouwkundige en zijn
staf er alles aan gelegen de gepresenteerde plannen
acceptabel te maken voor opdrachtgevers (vaak ver-
tegenwoordigd in een commissie van deskundigen) en
voor de toezicht houdende overheid (vertegenwoordigd
in bijvoorbeeld provinciale pianologische diensten).
Behalve bovenomschreven formele juridische eisen
speien bij de beoordeling bovendien belevingsaspecten
mee. Beoordelaars zijn ook mensen
Nu kruipt het bloed waar het niet gaan kan.
Bij alles wat is voorgeschreven wordt namelijk de
grafische weergave niet bijster nauwkeurig gedefini-
eerd. Dat is ook moeilijk. Er bestaat in onze verbaal
ingestelde cultuur geen welbegrepen beeldgrammatica
buiten het schrift. De minister heeft het, wat de tech
nische uitvoering van de kaart betreft, in een circu-
laire van 9 februari 1970 gelaten bij 'Met betrekking
tot de figuratie zou ik voorop willen stellen, dat de
kaarten in kleur moeten worden uitgevoerd' (3).
Het vacuUm tussen dat wat is voorgeschreven (let wel:
voorgeschreven) en dat wat kan worden verbeeld op de
bestemmingsplankaart wordt door de verschillende
stedebouwkundigen dan ook verschillend aangegrepen
om associatief informatie te verschaffen omtrent het
plan. Op deze mogelijkheid wordt prijs gesteld. Die
vrijheid wensen direkt betrokkenen elkaar en zichzelf
kennelijk te laten.
Door Van der Schans (2) wordt een beschouwing met
saillante details gegeven betreffende de beeldvorming
van bestemmingsplannen. De door hem gesignaleerde
stand van zaken is tekenend voor het ontbreken van
een beeldgrammatica op dit gebied.
De verbeelding van het plan legt de auteur vooral
in de toelichtende kaarten. Iets daarvan echter dringt
door in dat administratiefrechterlijk stuk, de bestem
mingsplankaart. De grafische vormgever weet hoe
effektief associatieve beeldmiddelen, als het wäre
tussen de regels, kunnen worden toegepast. Bovendien
wordt het hem bij nadere beschouwing van vele be-
stemmingsplankaarten duidelijk dat beeldmiddelen
maar weinig 'systematisch' en 'gestructureerd' wor
den toegepast. Dit laatste kan nu juist de informatieve
waarde van kaarten zeer verhogen. Hij konstateert dat
er in dat opzicht soms goede bestemmingsplankaarten
worden gemaakt maar vaak ook hele siechte.
Ik neem aan dat ook kartografen daarover zo hun eigen
ideeen hebben.
Het grote publiek, de Nederlandse Staatsbürger, blijft
in dit verhaal buiten beeld. Dit ondanks de eis en de
verplichting tot openbaarheid van bestuur. Dat de
balans nog niet naar een zodanige presentatie door-
slaat dat grote groepen belanghebbenden moeiteloos
kennis kunnen nemen van de exacte draagwijdte van de
bestemmingsplankaart heeft tenminste drie oorzaken.
In de eerste plaats wordt de invloed van professionele
kartografen, zoals dat het geval is bij het in oplage
vervaardigen van kaartmateriaal, ten behoeve van ruil-
verkaveling, door de landinrichtingsdienst, gemist.
Verder wordt het belang dat wordt gehecht aan presen
tatie naar de burger vaak niet vertaald in daartoe be-
steedbare geldsbedragen waarmee kaarten in oplage
gereproduceerd zouden kunnen worden. In de laatste
plaats werpt de benodigde investering in kennis om
trent de complexe vraagstukken waarom het hier gaat
in de huidige omstandigheden nog een grote barriere
op voor het belangstellende publiek.
Bij dit alles moet worden bedacht dat het popularise-
ren op zieh nooit het eerste doel kan zijn. Hier gaat
het immers vooral om rechtszekerheid. De strijd om
bestemmingsplannen is, zoals ook wordt aangetoond
in de aktiviteit van succesvolle beiangengroeperingen,
het terrein van personen met een zekere kennis van
zaken.
Uni fo rm e ring
De voorstellen 1980 van de werkgroep Kleuren en
Tekens van het NIROV betreffen uniformering van de
weergave van bestemmingen en aanduidingen op be
stemmingsplankaarten.
Zoals uiteengezet in het voorgaande zijn dat kaarten
met een zeer speeifiek doel voor een publiek met een
zekere kennis van zaken.
Aansluitend bij mijn betoog betreffende systematisch
gestruktureerde en associatieve beeldmiddelen, speel-
den onderstaande uitgangspunten een rol bij het formu-
leren van de voorstellen:
a. Het indelen van bestemmingen in een beperkt aantal
bestemmingscategorieen aangevuld met zekere aan
duidingen.
b. Het systematisch toepassen van schrifttekens om
de benaming van bestemmingen te coderen. Hierbij
wordt aangesloten op het taalgebruik in het Renvooi
en de Voorschriften.
c. Het systematisch toepassen van arceringen om bin
nen grenslijnen de oppervlakte van bestemmingen op
de kaart weer te geven. De arceringen dienen, inge-
deeld naar bestemmingscategorieen, eenvoudig te kun
nen worden getekend en/of automatisch te worden ge-
genereerd.
d. Het systematisch toepassen van kleuren om, zono-
dig, onderlinge verhoudingen van bestemmingen in
hoofdlijnen te accentueren. De benaming van elke
kleur dient, ingedeeld naar bestemmingscategorieen,
een eenduidig idee te geven omtrent de aard van de
kleur, afgestemd op het gamma van verschillende toe
te passen technieken.
e. Daar alle bestemmingen, ook de in oppervlakte
zeer kleine, moeten worden benoemd, geldt binnen de
bovengenoemde beeldmiddelen de volgende hierarchie:
de indicatieve waarde van de codering gaat boven die
van de arcering en de indicatieve waarde van de arce-
ring gaat boven die van de kleur.
Er werd bewust afgezien van een proces van uniforme-
58
KT 1983. IX. 1