A
A
T
t*£
tijd, een uitgave van de WV's, maar ook steeds meer
op andere toeristenkaarten.
I *1 I
W////A
Yis«
J1651
Water
Restricted access
No access
Playground
Settlements
ANWB signpost
ANWB signpost for cyclists
Other signpost
Bungalowcamp
Camping-ground
Camping-ground with restricted admittance
Day-time camping-ground
Fig. 4. Detail legenda Voetspoorkaarten van
Staatsbosbeheer
Voordat we met al deze ervaringen nu naar de bestem-
mingsplankaarten gaan kijken nog eön laatste aspect
van het standaardisatieproces, het 'regionale princi
pe'. Het betreft de vraag op welke manier men, bij
het ontbreken van een hierarchische organisatie of
van sancties, toch tot standaardisatie kan komen.
Daarbij hebben zowel de Westeuropese hydrografen
als de Oostduitse kartografen de weg gewezen. De lan
den rond de Noordzee zijn het na langdurig overleg
eens geworden over de Symbolen die op de door de
verschillende staten samen te produceren zeekaarten
zouden worden toegepast. Sprekender nog is het Oost
duitse voorbeeld. Met het oogmerk tot een uniforme
legenda voor toeristenkaarten in Oost-Europa te ko
men, hebben de Oostduitse kartografen toeristenkaar
ten gemaakt van gebieden ter weerszijden van de
Duits-Poolse en de Duits-Tsjechische grens, om met
de nabuurstaten zoveel mogelijk overeenstemming te
bereiken over de Symbolen. Wat nog niet te standaar-
diseren viel is in de betreffende staten nog verschil-
lend uitgevoerd. Men heeft dit op verschillende scha
len gedaan, ook voor stadsplattegronden. Hoogtepunt
was de kartering van het natuurgebied rond het Pools-
Tsjechisch-Oostduitse drielandenpunt. Men heeft zo
een gemeenschappelijk arsenaal van Symbolen opge-
bouwd, waarmee toeristenkaarten uit elk van deze
drie staten voor burgers uit de andere staten begrij-
pelijk worden.
Bestemmingsplankaarten
Wat betekent dit nu voor de bestemmingsplankaarten?
In het artikel van Van der Schans is getoond dat de om-
standigheden waarin tot standaardisatie wordt overge-
gaan deels al worden vastgelegd in de Wet op de
Ruimtelijke Ordening, het Besluit op de Ruimtelijke
Ordening en de Handleiding voor de Ruimtelijke Orde
ning in gemeentelijk verband. Er is daar vastgelegd
welke gegevens ten minste in de kaart behoren te
worden opgenomen, welke ondergrond en schaal voor
de kaart ten minste nodig zijn, en wat er ten minste
uit de kaart af te lezen moet zijn. Op de kaart moet
worden vastgelegd wölke bestemmingen wäär gelden
en welke voorschriften waar gelden. Dat dient te ge-
beuren op een manier die niet technisch veranderbaar
is (een gemeente-ambtenaar moet niet eventjes een
bestemming kunnen wegraderen zonder dat dat te zien
is), met coderingen, arceringen of kleuren. Het heet:
"De indicatieve waarde van de codering gaat boven die
van de arcering en de indicatieve waarde van de arce-
ring gaat boven die van de kleur" (2).
De bestemming van percelen kan men zowel met code
ringen, als met arceringen of kleur aangeven. Moch
ten ze echter onderling tegenstrijdig zijn, dan heeft
de bestemming volgens de arcering voorrang boven de
kleur en de bestemming volgens de codering voorrang
boven die volgens de arcering; De wetten en besluiten
zeggen echter niets over de te gebruiken coderingen,
arceringen en kleuren, en het is daarom dat het
NIROV in 1967 een rapport publiceerde, geheten:
"Voorstellen inzake uniforme aanduidingen op stede-
bouwkundige kaarten" (3).
Wanneer we de organisatiestructuur van dit standaardi-
satievoorstel moeten onderbrengen in eön van de hier-
voor genoemde klassen, dan komt het zonder twijfel
terecht in klasse 3, standaardisatie op grond van af-
spraken door instellingen zonder dat een hierarchische
structuur of sancties aanwezig zijn. Het maken van de
plannen is wöl iets dat wettelijk voorgeschreven is,
waarop sancties staan wanneer het niet gebeurt, maar
de uitvoering van de plannen geschiedt wat de vorm-
geving betreft in een soort luchtledige.
Natuurlijk bestaat er best een hierarchische situatie.
Er is een gemeente die zijn stedebouwkundige afdeling
of een commercieel stedebouwkundig bureau opd rächt
geeft om een bestemmingsplan volgens bepaalde richt-
lijnen uit te werken. In het kader van die opdracht zou
heel goed passen dat men zieh aan een voorgeschreven
vormgeving moet houden. Maar een dergelijke intentie
ontbreekt blijkbaar bij de opdrachtgever.
Er zijn genoeg argumenten aan te dragen om de bij
bestemmingsplankaarten te gebruiken Symbolen te
standaardiseren. Inspraakprocedures worden in belang-
rijke mate verbeterd wanneer de betrokkenen al op
voorhand in Staat zijn zieh een idee te vormen van het
gereedschap of de middelen waarmee aan de plannen
wordt vorm gegeven. Men zou bij het algemeen volgen
van öen standaard zelfs kunnen komen tot gidsen voor
het gebruik van bestemmingsplankaarten. Daarin zou
bijvoorbeeld duidelijk met tekst ön grafisch aangege-
ven kunnen worden wat de verschillende codes, arce
ringen en kleuren in de praktijk inhouden (4).
Wanneer alle elementen van een bestemmingsplan een
vaste wijze van weergave hebben, wordt het onmoge-
lijk voor gemeenten om minder gewenste of ongewens-
te elementen weg te stoppen. Een centrale of gesticht
kan nu conform de wensen van opdrachtgever of uit-
voerder van het plan in een bijna met de omgeving
overeenkomstige kleur worden getoond.
Wanneer alles zijn vaste wijze van weergave heeft, is
iets dergelijks niet meer mogelijk. Met het ontbreken
van een uniforme legenda vervalt in feite ook de ver-
gelijkbaarheid. Het wordt erg moeilijk om een tegen-
plan in te dienen en daarover zinnig te discussiören,
wanneer dat niet volgens dezelfde standaard is weer-
66
KT 1983. IX. 1