Legenda en stramien van de atlas
van Nederland
N.J. Bakker
De tweede uitgave van de Atlas van Nederland zal, naar het zieh laat aanzien, in de periode 1984 - 1987 op de
markt komen. De eerste uitgave van de 'monumentale' atlas is in 1977 gereed gekomen en nadien aangevuld met
een Supplement, waarvan de laatste aflevering begin 1981 verscheen. Op dit moment zijn de voorbereidingen van
de tweede uitgave in volle gang. Vanzelfsprekend vraagt het onderwerp 'Legenda' daarbij regelmatig de aan-
dacht. Enkele speeifieke Problemen die zieh hierbij voordoen zullen hier worden toegelicht. Alvorens daarop in
te gaan eerst in het kort een stukje geschiedenis en een blik op de eerste uitgave van de Atlas van Nederland.
Daama komen het doel en de inhoud van de tweede uitgave van de atlas aan de orde en enkele aspeeten die van
bijzonder belang zijn voor de legenda's in de kaarten, nl. de opbouw en de vormgeving van de atlas.
De behandeling van de legenda zelf valt uiteen in de plaatsing, de inhoud en het schrift van de legenda.
Even terug in de tijd
De Atlas van Nederland komt tot stand door het initia-
tief van de Stichting Wetenschappelijke Atlas van
Nederland. Deze stichting werd opgerieht in 1951 en
heeft onder meer tot doel: de bevordering van de uit
gave en zonodig het uitgeven van een wetenschappelijke
Atlas van Nederland.
Ze heeft daartoe een redactiecommissie en een karto-
grafisch bureau ingesteld. De redactiecommissie
houdt zieh bezig met de inhoud, het Atlasbureau
draagt de zorg voor de verwerking van de kaarten tot
drukklare eindfilms. De Topografische Dienst ver-
zorgt de reproduktie en de Staatsuitgeverij de verkoop
van de kaarten.
De eerste kaartbladen versehenen in 1963, de laatste
(van het Supplement) in 1981.
AI in 1972, en misschien wel eerder, begon men te
denken aan een tweede uitgave van de atlas. De in
1976 door het bestuur van de stichting ingestelde
'Werkgroep Tweede Uitgave Atlas van Nederland'
heeft de contouren geschetst van de nieuwe uitgave.
De nieuwe atlas
De nieuwe atlas wijkt op een groot aantal punten af van
de bestaande Atlas van Nederland. Bij de overweging
een nieuwe atlas samen te stellen is de eerste vraag
die beantwoord moet worden: voor wie maak je de
atlas, met andere woorden wat is de doelgroep. Het
vaststellen van de doelgroep is van groot belang voor
de bepaling van het niveau van de atlas en heeft een
directe relatie met moeilijkheidsgraad van de kaarten
en dus van de legenda.
Met betrekking tot dit punt vermeldt de uitgave-over-
eenkomst tussen de Stichting en de Staatsuitgeverij de
zinsnede: "De atlas zal gericht zijn op personen met
een brede algemene vorming". Nader gespeeifieeerd
is de doelgroep omschreven met: docenten en Studen
ten van het middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs,
de onderbouw van universitaire opleidingen en daar-
naast personen met een middelbaar of hoger oplei-
dingsniveau die, hetzij vanwege hun beroepsuitoefe-
ning, hetzij uit algemene interesse, belangstelling
hebben voor een of meer katemen.
De Atlas van Nederland zal gaan bestaan uit 20 afzon-
derlijke delen of afleveringen, hier verder aangeduid
met de term katemen. Deze 20 katemen behandelen
elk een bepaald thema als afgerond geheel en moeten
ook als los katem bruikbaar en te koop zijn. Een over-
zicht van deze katemen vindt u in figuur 1. Voor een
nadere omschrijving van de inhoud wordt verwezen
naar een artikel van prof. dr. M. de Smidt in het Karto-
grafisch Tijdschrift 1981. VII. 2. Bijgaande katern-
indeling wijkt op enkele punten af van de daarin gepu-
bliceerde indeling. De 20 katemen tesamen vormen de
Atlas van Nederland en dienen dus als geheel ook
een eenheid te vormen.
Voor de samenstelling van de katemen heeft de
redactiecommissie per katern gemiddeld drie perso
nen om medewerking gevraagd. Deze personen (de
auteurs) zijn deskundigen op het terrein dat het be
treffende katem tot onderwerp heeft. Zo wordt het
katem bevolking geschreven door diverse demografen
van enkele universiteiten en demografische instituten.
Het katem geologie wordt samengesteld door onder
meer medewerkers van de Rijksgeologische Dienst.
KT 1983. IX. 1
83