streefde, waarover men otticieel in 1510 beschikte! Watmij bij hetduoVan der Meer-Moerman bijzonder treft is dat zij hun ontdekking niet opschroeven, doch daarentegen duidelijk de mening blijken toegedaan, dat er alsnog zo'n geringe aandacht aan dergelijke paradoxale feiten is besteed, dat men dicht bij huis door systematisch niet onoverkomelijk speurwerk, spoedig een aantal merkwaardige en mysterieuze, doch van delirante verzinseis gespeende toestanden op het spoor kan komen. Hapgood besloot dat er slechts een mogelijke verklaring kan worden gegeven voor een tot dusver niet ontdekte, esoterische overlevering (welke er toe leidde, dat men alsnog niet door de westerse wereld ontdekte delen van de aarde, waaronder een 'gloednieuw continent als Antarctica, met verbijsterende exactheid in kaart bracht). Volgens hem kan men er niet onderuit dat onze denkbeeiden over een eenvoudige, rechtlijnige culturele ontwikkeling der mensheid van de steentijd of opgegeven moeten worden. 'Elke cultuur,' aldus de professor, 'bevat de kiemen van haar eigen verzieking en dood; positieve en negatieve krachten werken naast en door elkaar, doch wanneer tijdelijk deze negatieve krachten het steckst blijken, verdwijnt de eens zo stralende cultuur volkomen uit het gezichtsveld van de latere geslachten, of wordt een mythe, wat lange tijd voor Troje en Kreta het geval is geweest.' Verder houdt Hapgood het voor waarschijnlijk dat elke cultuur het uiteindelijk zo ver brengt, dat zij bij machte blijkt de technologische middelen te scheppen, die mettertijd haar eigen ondergang zullen veroorzaken. Hoe hoger het niveau van een cultuur (wat we gemakshalve aldus blijven noemen!), hoe sterker de middelen tot zelfvernietiging welke zij in het leven roept. Hieruit volgt dat het niet uitgesloten is dat er eens beschavingen ontstonden waarvan het technologisch potentieel zo ont- zaglijk bleek, dat er de volstrekt spoorloze ondergang op volgde. Zelfs wat wij hebben overgehouden van de ons bekende culturen der oudheid zijn slechts - het wordt onafgebroken uit het oog verloren - betrekkelijk geringe staaltjes van de eens bereikte bloei van de Soemeriers, Egyptenaren, Grieken en andere antieke volkeren. Hapgood acht het echter mogelijk dat er, zijn overwegingen wat betreft een niet alleen progressieve voortgang en verder de schier fatale evolutie naar zelf- destructie toe in acht genomen, ook op technologisch gebied onvoorstel- baar ontwikkelde beschaveningsgemeenschappen bestaan kunnen heb ben waarvan wij ons hoegenaamd geen denkbeeld meer vormen. I evens houdt hij rekening met de mogelijkheid dat wij er toch hier en daar al dan niet ontcijferbare sporen van aantreffen. Onmiskenbaar is het zo dat een dergelijk spoor slechts uiterst zelden aan het licht komt. Dit schrijft hij niet uitsluitend toe aan de volstrekte vernieting van wat er mogelijk eens is geweest. Volgens hem mögen wij de 42

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1983 | | pagina 44