over het geval. Zelfs niet met Linne de postman, hoe vriendelijk hij ook bij
hen zijn sigaartje rookte en zijn koffie dronk. 'Laten we ook met niemand
over Kraats-eiland praten want dat is veel te opvallend,' zei Carl. De zaak
zou nog eens uit kunnen lekken en dan zijn de moeilijkheden niet te
overzien. De bibliotheken kunnen ons geen uitsluitsel geven, de echte
grote kaartenmakers ook niet, het is een groot raadsel...' 'Ga jij maar
zoeken,' zei Nyls tegen Carl, 'ik zal op alle manieren de globe verdedigen,
ik zal ervoor zorgen dat niets van het geheim uitlekt en dat niemand aan de
globe komt. Ik zal je volgen op je reis.' 'Je gaat niet nree en je zult me
volgen' vroeg Carl, 'wat is dat nu weer voor nrallepraat?' 'Door de
microscoop en door de kijker zal ik je volgen,' lachte Nyls.
/jpg n zo ging Carl op stap. Hij pakte twee grote koffers en stopte die vol
j=£ met kleren en wetenschappelijke gegevens. Twee weken later was
IlfiT^ hij in Lissabon. LIij stond midden op straat naar de wölken te
zwaaien. Nyls had het heel goed door zijn miscroscoop op zijn
zolderkamer in de gaten. Hij zag zijn vriendeen telefoonkantoor inlopen
en drie minuten later ging de bei. Hij nam aan. 'Met Carl,' hoorde hij een
stem in de verte, 'ik geloof dat ik een aanknopingspunt heb, ik weet nu wat
me Staat te doen. Ik zal over de telefoon niet te veel verklappen, maar het
schijnt nu eenmaal dat Kraats-eiland bij Zuid-Amerika ligt. Daarheen
vertrek ik morgen met het stoomschip Caledonia, hier uit Lissabon.' Die
nacht sliepen de vrienden heerlijk. De een in zijn bed waar hij zo lang
gelukkig geweest was met zijn vriend, in het bed in het grote houten huis
aan de fjord in Noorwegen, de ander in een iets ongemakkelijker bed in
een achterafstraat in Lissabon, Portugal. De volgende dag begon Carls
grote reis pas goed. LIij scheepte zieh om tien uur in en een uur later
vertrok het schip. Drie dagen later was het in de buurt van de Canarische
Eilanden. Nyls op zijn zolderkamer in Noorwegen volgde het schip op de
globe door de miscroscoop. Hij deed zijn uiterste best om met de lens niet
het schip te raken. Tot zijn afschuw zag hij opeen dag hoe het schip in een
grote storm verzeild raakte, water maakte en begon te zinken. 'Help,
Help!' schreeuwde Carl vanaf het achterdek. Maar Nyls durfde niet in te
grijpen. Met een theelepeltje had hij al het water rond het hele schip plus
het schip zelf op kunnen pakken, maar ze hadden nu eenmaal afgesproken
nooit meer in te grijpen. De zonsverduistering en de aardbevingen waren
al erg genoeg geweest. Misschien zou hij met zijn theelepeltje de zon
raken, of een gat maken in de bodem van de aarde, zo groot dat al het water
er sissend in zou lopen, het water van alle oceanen, en daar verdampen.
Een afschuwelijke toestand.
55