Legpuzzels
Boekbespreking
50-guldenbiljet
Het engelse woord 'puzzle' betekent 'raad-
sel, moeilijke opgave'. De legpuzzel werd
dan ook rond 1760 in Londen uitgevon-
den door de kartograaf John Spilsbury,
die de in zijn eigen drukkerij gedrukte
landkaarten op mahoniehout liet op-
plakken en met een figuurzaagje längs de
landsgrenzen liet uitzagen. De bedoeling
was het saaie 18e eeuwse onderwijs wat
levendiger en speelser te maken. Deeerste
20 jaar beperkte men zieh tot puzzels van
landkaarten. Daarna nam men platen
van opvoedkundige waarde, bijvoorbeeld
bijbelse figuren. Pas in 1785 verscheen de
eerste echte speelse legpuzzel.
Boudewijn Büch: Eilanden. St. Melena,
Espiritu Santo, Clipperton,... St. Lucia
en vele andere. Amsterdam, Uitgeverij
Bert Bakker, 1981. ISBN 90 6019 752 6
Ong. 200 p., kaartjes, prijs ongeveer
25,00.
De auteur lijdt aan morbus insulae of
zwakker uitgedrukt insulafilie: gek op
eilanden, en dan vooral de verafgelegen,
stille vaak onbewoonde eilanden. Elij
noemt dit gedroomde aardrijkskunde. In
26 hoofdstukken beschrijft hij evenzovele
eilanden of eilandengroepen; hij vertelt
aneedotes, verhalen, gebeurtenissen en
geschiedenissen. In de tekst geefthij veel
verwijzingen naar, en (soms wat hotte)
kritiek op kaarten en atlassen. Bij elk
hoofdstuk hoort een zeer schetsmatig
kaartje. Het werkje bevat een uitgebreide
bibliografie per eiland, een overzicht van
gebruikte atlassen en kaarten, en een
dankwoord waarin de kaartbeheerders in
Leiden (drs D. de Vries) en Amsterdam
(drs J. Werner en K. Scheide) genoemd
worden. Een volkomen dwaas, maarzeer
leesbaar boekje voor degenen die, behalve
voor kaarten, ook een zwak hebben voor
eilanden, en dat schijnt vrijwel iedereen
te zijn.
Op het nieuwe 50-guldenbiljet Staat een
kaartje van het IJsselmeer en de Flevo-
polders afgebeeld. Dit is het eerste neder-
landse biljet dat een kaart weergeeft. De
indruk wordt gewekt dat de kaart is
bedoeld als een thematische kaart met de
'verspreiding' van het voorkomen van
zonnebloemen of zonnebloemcultuur. De
ontwerper, R. D. E. Oxenaar, hoofd van
de dienst Esthetische vormgeving van de
PTT, zegt echter dat dat er niet achter
gezocht moet worden. Er is voor een kaart
gekozen omdat op elk biljet een aantal
beveiligende strueturen en herkenbare en
benoembare figuren voor moet komen
om vervalsingen moeilijker te maken, en
als er dan toch sprake is van vervalsingen,
duidelijk is aan te geven voor het grote
publiek waaraan de vervalsingen zijn te
herkennen, bv. 'in de Noord-Oost-Pol-
der zit een foutje'. Juist dit gebied is
gekozen omdat het zo erg nederlands is:
de nieuwste inpolderingen in een oude
binnenzee. Het biljet krijgt daardoor een
typisch nederlands karakter. Er zijn be-
wust geen plaatsen op de kaart aangege-
ven; het zou wel erg friemelig worden, en
de keuze van de te vermelden plaatsen zou
nooit goed geweest zijn. De heer Oxenaar
wist niet meer te zeggen welke kaart als
bron heeft gefungeerd; de enige eis die er
aan werd gesteld was dat de informatie
niet aan te vechten was.
W. van den Dries
60