Vanuit de geografie is de Stimulans achter het maken
van kaarten met de Computer steeds geweest de wens
om sneller ruimtelijke relaties in beeld te brengen.
Kaarten fungeerden als een onderzoekshulpmiddel om
de mens met het materiaal te laten communiceren.
Het is duidelijk, dat het in beeld brengen van het
thema op zieh belangrijker is dan de grafische kwali-
teit ervan.
D aarin schuilt de hele oorzaak van de controverse,
die in de computerkartografie lange tijd geografen en
kartografen uit elkaar hebben gehouden. De kartograaf
bezorgd om zijn produkt, vanuit een gevestigd belang
of veilige instelling enerzijds; de geograaf met als
enige eis om snel en eenvoudig een ruimtelijke toegang
tot zijn gegevens te hebben anderzijds.
Na de introduktie van het SYMAP programma zijn er
aan veel universiteiten en andere instellingen pro-
gramma's ontwikkeld eveneens gericht op het gebruik
door geografen. Daarbij werd de grafische kwaliteit
van de Produkten beter, door gebruik te maken van
automatische tekenmachines. De grootste verbetering
lag echter niet zozeer in de grafische kwaliteit, maar
meer in die van het gebruik van de automatische ge-
gevensverwerking voor de kartografie. Een program
ma dat een goed voorbeeld is van effieiöntie voor het
gebruik door geografen is het programma KAART,
geschreven door Ab Mulder aan de universiteit van
Utrecht. Dit programma werd ontwikkeld met onder-
steuning zowel vanuit de vakgroep Kartografie, alsook
vanuit de Sociale Geografie. In het Kartografisch
Tijdschrift 1980. VI. 2 verscheen een artikel van de
hand van Mulder, waarin achtergrond en funktioneren
van het programma nader werden toegelicht. Juist het
gezamenlijk benaderen van de computer-kartografie
door kartografen, geografen en computermensen leid-
de tot een betere benadering van de computerkaart,
dan door louter kartografen. Het 'nieuwe denken'
vanuit de informatievoorziening leidde tot een bezin-
ning op de funktie en het karakter van de kaart in de
Computer.
Denken over de kaart
Het speeifieke karakter van een kaart blijkt, wanneer
we bijvoorbeeld de informatie-inhoud van een gewone
kaart - analoge kaart in computertermen - willen
weten. Die inhoud is moeilijk te meten. Op enkele
punten is een kaart namelijk wel 'exakt' uit te lezen,
op veel andere punten niet. De vraag 'waar ligt deze
stad' en 'hoeveel procent van het oppervlak is bosge-
bied' is wel numeriek te beantwoorden. Zeer veel
andere vragen gaan echter Over de ruimtelijke ver-
houdingen in een kaart. De vraag 'welke bossen liggen
binnen een afstand van 20 meter van een snelweg?' is
niet numeriek te beantwoorden, maar dat moet gra
fisch gebeuren. Met een kaart, derhalve. In die kaart
ligt daarom niet alleen informatie opgeslagen over de
aard, ligging en de vorm van elementen, maar ook
over hoe alle elementen in de kaart zieh ruimtelijk
tot elkaar verhouden. De informatie-inhoud over alle
relaties tussen alle elementen onderling is daardoor
enorm. Dat voert tot de konklusie, dat de kaart even
eens een erg effici'ent middel is om informatie mee
op te slaan.
De verhouding tussen alle elementen onderling is zo
waardevol, dat het de moeite waard is om daarvan
een kenmerkende beschrijving op te zoeken. Zo'n
beschrijving is uiteraard van belang, om de kaart
eventueel in de Computer op te slaan. Men is op zoek
gegaan naar de manier om de kaart uitputtend, met
alle relaties erin, te beschrijven, ook al ging dat ten
koste van veel schrijfruimte.
De oplossing werd gevonden door te onderkennen, dat
in de kaart uiteindelijk alle Objekten (elementen) aan
elkaar grenzen. Het meest elementaire onderdeel in
de kaart wordt gevormd door een vlakvormig objekt,
en de meest elementaire kombinatie door twee vlak-
vormige Objekten gescheiden door ödn grens. Door
een netwerk van beschrijvingen te maken welke vlak-
ken in de kaart aan elkaar grenzen, is uiteindelijk de
gehele kaart te beschrijven. Op grond van die be
schrijving is het later dan uiteraard ook mogelijk
iedere gewenste kombinatie van vlakken en grenzen
uit zo'n kaart te selekteren, net als dat bij de kaart
zelf visueel ook mogelijk is.
Zonder nu nader op de verschillende aspekten van een
dergelijke beschrijving in te gaan, kunnen we toch
konstateren, dat het met de voorgaande theorie gelukt
is de verhoudingen in de kaart weer te geven in een
struktuur. Deze struktuur is een model om de infor
matie op te slaan en weer terug te vinden.
Omdat we al eerder konstateerden dat de exakte plaats
van een element in de kaart en de betekenis ervan de
eerste twee meetbare variabelen in de kaart betroffen,
speien nu in een volledige beschrijving van de funktie
en de aard van de kaart drie verschillende variabelen
een belangrijke rol:
1. de absolute ligging;
2. de omschrijving;
3. de relatieve ligging.
omschri jvi ng
orthogonaal
hier
p„u.r
topologi e
Figuur 2: datastrukturen
Denken vanuit de gegevensverwerking
Kartografen in de automatisering zijn in het verleden
geobsedeerd geweest door voornamelijk de eerste en
in geringere mate ook door de tweede variabele.
Het produceren van zoveel mogelijk coördinaten in de
Computer leek een ideale opdracht voor inderhaast
omgeschoolde tekenaars. De reden daarvoor lijkt
gezocht te moeten worden in de vakmatige verblinding
veroorzaakt door een diseipline, die altijd meer op
technische precisie gericht geweest is, dan op het na-
denken over de informatievoorziening. Om het iets
duidelijker te zeggen: de kartograaf zocht in de Com
puter het middel om iets zo goed mogelijk vast te
leggen. Dat daarmee de zaak ook echt vast lag, werd
pas later duidelijk. Het terugwinnen van informatie
KT 1983. IX. 3
45