De nieuwe ITC
kleurenkaart
J.P.R. van den Worm
De afdeling Kartografie van het ITC ontwierp in 1974
haar eerste kleurenkaart (zie ook het artikel van
Karssen in KT 1981. VII. 4). Het aantal toegepaste
rasterpercentages van de drie drukinkten (0, 10, 20,
40, 70, 100) geeft 216 kleurmogelijkheden. Gecombi-
neerd met drie rasterpercentages zwart (10, 20, 40)
is een totaal aantal van 864 kleurmogelijkheden be-
reikt.
Hoewel deze kaart in de praktijk redelijk voldoet, blij-
ken er toch ook nadelen te zijn. Zo zijn bijvoorbeeld
de stappen die werden bereikt met de gekozen raster
percentages onvoldoende gelijkmatig. Bovendien is de
kleurenkaart niet ideaal bij het onderwijzen van de
kleurtheorie en bij de kartografische toepassing van
kleuren volgens de regels der semiologie. Bij het ont-
werp van de kleurenkaart heeft de ordening van visue-
le variabelen geen rol gespeeld. Daarom werd er een
andere opzet gekozen voor de vervaardiging van een
nieuwe kleurenkaart, die werd gebaseerd op het Ost
wald kleurensysteem, nadat diverse geaccepteerde
kleursystemen op hun kartografische toepasbaarheid
waren beoordeeld.
In het Ostwald kleurensysteem zijn de kleuren kegel-
vormig gegroepeerd rond een centrale as die van wit
naar zwart verloopt. De positie van de kleuren wordt
bepaald door hun plaats binnen het zichtbare deel van
het spectrum, de helderheid en de verzadigingsgraad.
Ter vergelijking kan men de kleurenkubus nemen,
deze op een punt rechtop zetten en tot dubbele kegel
vervormen.
Bij de traditionele kleurenkaart verdeelt men de
kleurenkubus in verticale of horizontale plakken. Bij
de nieuwe ITC kleurenkaart werd de dubbele kegel als
het wäre afgepeld in een aantal schillen.
De theoretische achtergronden van de nieuwe ITC
kleurenkaart worden verder uitvoerig besproken in
het artikel van A. Brown, ITC Journal 1982-2. Voorts
kan worden verwezen naar de toelichting op de achter-
zijde van de kleurenkaart.
Wat is nu voor de praktisch-kartograaf het voordeel
van deze nieuwe kaart ten opzichte van de traditionele
kleurenkaarten?
Bekijken we op de kleurenkaart de kegel dan kunnen
we de drie visuele variabelen kleurtoon (kleursoort)
helderheid (grijswaarde) en verzadiging geordend
terugvinden (1).
De kleurtonen vinden we terug op de grootste
omtrek van de kegel geordend naar hun plaats in het
zichtbare deel van het spectrum. Alle kleurtonen heb-
ben hier hun hoogste verzadigingsgraad. De kleurto
nen nemen vanuit de grootste omtrek naar de top van
de kegel af in verzadiging. Naar beneden toe
gaand neemt de verzadiging van de kleur af,
de kleur wordt donkerder (d. w. z. de herderheid neemt
af). Evenwijdig aan de centrale as (de grijs-as die van
wit naar zwart loopt) nemen de kleurtonen in helder
heid van boven naar beneden af.
Zoals gezegd nemen we aan dat de dubbele kegel uit
een aantal schillen is opgebouwd. Het aantal is afhan-
kelijk van de toegepaste percentages, in dit geval 7
(incl. 0 en 100%). ledere schil is geprojecteend in een
plat vlak en vormt zo een cirkel zoals die terug te
vinden is op de kleurenkaart.
In cirkel 1 (de projectie van de buitenste schil van de
bovenhelft van de kegel) vindt men op de buitenste ring
de kleurtonen in hun meest verzadigde vorm. Naar
binnen toe neemt de verzadiging af, totdat deze nul is
(wit). Van binnen naar buiten toe neemt de helderheid
van de kleur af.
In cirkel 2 (de projectie van de buitenste schil van de
onderkant van de kegel) zien we dezelfde kleurtonen,
de verzadiging neemt af en de helderheid van de kleur
neemt af doordat zwart wordt toegevoegd (in het druk-
proces doordat bijvoorbeeld bepaalde verhoudingen ma-
genta, cyan of geel worden toegevoegd) totdat uiteindelijk
de kleurtoon zwart is.
Ditzelfde geldt ook voor de overige cirkels 3, 4, 5, 6,
7 afhankelijk van hun plaats in de kegel.
Snijdt men de kegel verticaal door (zie bijvoorbeeld
fig. A, B, C in de kleurenkaart) dan vindt men de varia-
ties binnen dezelfde kleurtoon. Snijdt men de kegel
horizontaal door dan zullen alle kleurtonen die op het-
zelfde vlak liggen dezelfde helderheid bezitten maar
met een variabele verzadiging.
Hoewel dit alles op het eerste gezicht een onwennige
indruk zal maken en de neiging kan bestaan om weer
snel de traditionele kleurenkaart ter hand te nemen
om op gevoel een kleur te kiezen blijkt toch na de eer
ste ervaringen met Studenten en staf dat hoewel de
theoretische behandeling meer tijd vergt, de kaart in
de praktijk zeer goed voldoet.
Bij het ontwerpen van allerlei soorten kaarten is het
voor de kartograaf nu mogelijk op snelle en verant-
woorde wijze kwantitatievegeordende of kwalitatieve
gegevens af te beeiden.
Men hoeft daarbij niet bang te zijn dat door deze kaart
het esthetisch inzicht van de kartograaf overbodig
geworden is. Kleurtoonkeuze, het inzicht hoe de kleu
ren zieh in de kaart door hun oppervlakte en contrast-
werking tot elkaar verhouden zijn nog niet met weten-
schappelijk gefundeerde regels vast te leggen.
De ITC kleurenkaart moet gezien worden als een goed
hulpmiddel om tot een semiologisch verantwoorde
kleurkeuze te komen.
58
KT 1983. IX. 3