ANWB-kaarten, 100 jaar actueel
DJ. Engelen
Het werk van de ANWB is begonnen aan het eind van
de vorige eeuw. Dit vond zijn oorzaak in het feit dat
men rond 1880 in ons land anders ging leven; die ja-
ren waren in veel opzichten een keerpunt. De oorza-
ken en gevolgen van maatschappelijke veranderingen
zijn altijd complex, maar twee aspecten die voor
onze geschiedenis van belang zijn moeten hier worden
aangestipt.
Als symbool voor de toestand in ons land gedurende
een groot deel van de negentiende eeuw wordt wel de
huiskamer gebruikt. Daar voelde de Nederlander zieh
het best op zijn gemak, voorzichtig en zuinig levend,
afkerig van avontuur. Buitenshuis bewoog men zieh
traag en deftig, te voet, per trekschuit of in een rij-
tuig. Dat veranderde in het laatste kwart van de vori
ge eeuw. Het leek of men ongedurig werd, gevoelig
voor nieuwe indrukken. Nieuwsgierig stonden onze
grootouders op uit hun stoel, verliefen de huiskamer
en trokken er op uit.
Het opmerkelijke hiervan is dat juist in dezelfde perio-
de nieuwe verkeersmiddelen werden ontwikkeld. Het
begon met de trein: de eerste spoorlijn stamt uit
1839 en liep van Amsterdam naar Haarlem. Om-
streeks 1865 werd een Michoux-vdlocipöde door
Otto Baron Groeninx van Zoelen uit Frankrijk naar
ons land meegenomen. In die beginjaren waren de
eerste völocipödisten pioniers, een soort punkers,
die door de gemeenschap met achterdocht en zelfs
met enige weerzin werden nagestaard. Zo oud als de
mens zelf is zijn strijd tegen nieuwigheden. De
eerste fietsers werden bespot en zelfs met stenen
bekogeld. Het waren dit soort agressieve bejegenin-
gen, die leidden tot de oprichting van de eerste Vdlo-
cipödistenclubs in Nederland. En zo ontstond dan uit
een toevallige ontmoeting tussen de Völocipödeclubs
uit Haarlem en Den Haag in 1883 De Nederlandse
Vdlocipödisten Bond. Twee jaar later al, in 1885 dus,
noemt men de vereniging bij de naam zoals wij die
kennen: Algemene Nederlandse Wielrijders Bond.
Het bestuur van die bond kreeg de gedachte een fiets-
wegenkaart van geheel Nederland uit te geven. Wie
een focht wilde maken moest goed de weg weten, want
richtingsborden en wegwijzers waren er nog niet. Om
bijvoorbeeld van Den Haag naar Rotterdam te rijden,
moest men via Delft en Overschie gaan, een recht -
streekse verbinding bestond er nog niet.
Bovendien was er het probleem of de wegen al dan
niet berijdbaar waren voor vdlocipödes; dat was niet
altijd het geval.
Het wegennet bestond destijds voomamelijk uit klin-
kerwegen, kei- en grindwegen en vaak in een dermate
deplorabele toestand dat de huidige verkeersdeelne-
mer er een nachtmerrie van zou krijgen. Het is dan
ook niet te verwonderen dat de bond in de allereerste
Statuten vastlegde dat zij kaarten wilde gaan uitgeven.
De eerste kaarten
In 1884 tekende de heer C. H. Bingham, de eerste voor-
zitter, een straatwegenkaart van geheel Nederland.
Het bleek een uitstekende kaart omdat deze alleen diö
wegen weergeeft die voor een wielrijder begaanbaar
waren. Om die selectie op de kaart aan te kunnen ge
ven heeft Bingham, op zijn hoge tweewieler, persoon-
lijk heel Nederland doorkruist. Hij tekende hierbij de
soort van wegen aan en de toestand waar zij in ver-
keerden, en controleerde met behulp van een cyclo-
meter de afstanden tussen vele plaatsen, dat laatste
voor het eerste Handboek! Professor Koeman zegt
hierover in zijn beschouwing over de kaart van de weg,
tijdens zijn afscheidscollege op 1 Oktober 1981, "We
concluderen dat al in 1884 op de enig goede manier
wegenkartografie werd bedreven, namelijk dat de
kaartredacteur zölf ter plaatse de toestand gaat op-
nemen". En als we professor Koeman mögen geloven,
dan wordt in dit eerste tijdperk, wanneer de ANWB
zieh op het terrein van de kartografie gaat begeven,
in feite de burgerkaartredacteur geboren. Hij schetst
hoe in de jaren 1880-1910 een nieuwe categorie kaart -
tekenaars ontstond die via het aanvankelijk aarzelend
uitdunnen van de topografie de betekenis van het gene-
raliseren gaat verstaan en zieh bewust wordt van de
noodzaak zieh te verdiepen in de wensen van de kaart-
gebruiker. Zo ontstaat de zogenaamde Bondsatlas nog
in het zelfde jaar, 1884, dan nog Wielrijdersatlas van
Nederland genoemd, die aanvankelijk grote gelijkenis
vertoonde met de overzichtskaart 1:200. 000 van de
Topografische Inrichting. In 1887 verschijnt een twee-
de uitgave en in 1894 een derde waarin de verschillen-
de soorten van wegen met kleuren aangeduid worden:
geel voor grind, rood voor klinkers en groen voor
keiwegen. Dit was iets nieuws, de uitvoerigste mili-
taire topografische kaart kende toen nog geen onder-
scheid tussen straat- en keiwegen.
In 1904 verscheen de Vierde uitgave, eveneens met
ingrijpende verbeteringen, zoals vermelding van af
standen, verzwaring van de hoofdwegen en een betere
kleurstelling van de ondergrond. Nadien is er geen
jaar meer voorbijgegaan, waarin niet een aantal bla-
den, geheel bijgewerkt, opnieuw verscheen.
Deze Bondsatlas werd tot 1940 met succes door de
bond uitgegeven. Zelfs tot in de vijftiger jaren bleef
KT 1983. EX. 4
37