er vraag naar, want de kaartbladen waren zo handig
en duidelijk
In 1905 verscheen de Reiswijzer voor het Watertoe-
risme. De eerste kaartserie heeft een schaal van
1:400. 000 en het kaartbeeld omvat uitsluitend informa-
tie over de doorgaande vaarwegen.
Daamaast werden in tabellen gegevens verstrekt over
de bedieningstijden van sluizen en bruggen. Deze
reiswijzer voor zag in een grote behoefte. Omtrent de
Nederlandse waterwegen, en vooral die voor de kleine
vaart, de binnenschipperijtastte men rond de eeuw-
wisseling vrijwel in het duister. Ons land -voor de
watersport zo uitnemend geschikt- deed rond 1900
aan het watertoerisme zo goed als niets; in hoog tem-
po verschijnen na 1910 de waterkaarten van Noord- en
Zuid-Holland, schaal 1:50. 000 en in 1911 die van
Leiden en omstreken, waarop voor het eerst wordt
aangegeven voor welke bevaarbare wateren een ver-
gunning vereist is voor vaartuigen welke door mecha
nische kracht worden voortbewogen (deze had een
topografische kaart als ondergrond).
In 1913 verschijnt de waterkaart Friese Meren en in
1914 de Waterkaart van Delfland.
In de daaropvolgende jaren worden op de dan in be-
werking zijnde kaarten voor het eerst dieptecijfers,
bakens en boeien opgenomen.
In de periode omstreeks 1910 werden ook ijskaarten
uitgegeven, die allddn de vaarten en sloten weergeven
die berijdbaar zijn. Om te voorkomen dat de schaat-
senrijder op zwak of siecht ijs terecht kwam werd al
het overige weggelaten. Net zoals bij de eerste wiel-
rijderskaarten werden deze ijskaarten gemaakt door
eerst zelf te gaan rijden.
In diezelfde vruchtbare periode verscheen de ene
Rijwielpadkaart na de andere: van de Veluwe (1911),
van het Gooi en Utrecht, alsook van Noordwest-
Overijssel en Zuidwest-Drenthe (1922) en voorts een
nieuwe Rijwielkaart van het Gooi alsmede een wandel-
kaart van dit gebied (1925), een Rijwielkaart van
Twenthe (1926), Wandel- en Ruiterpadkaarten als
overdruk van de kaarten van de Topografische Dienst
(1934) en zo meer.
Als voorbode van de nieuwe tijd verschijnt in 1930/31
de eerste driedelige autokaart (Noord-, Midden- en
Zuidblad)schaal 1:200.000. Het karakter van een
topografische overzichtskaart met zwarte opdruk, zo
kenmerkend voor de Wielrijdersatlas en Bondsatlas
wordt losgelaten; alle niet relevante informatie wordt
weggelaten.
Er werden ook wel gelegenheidskaarten vervaardigd,
zoals de al genoemde ijskaarten voor schaatsenrijders
en luchtvaartkaarten voor sportvliegers. Een beschei
den onderdeel van de ANWB-kartografie vormde
sinds 1904 de verzorging van stadsplattegronden.
Er was toen in de stadscentra nog geen sprake van
markering van doorgaande routes met behulp van weg-
wijzers. Noch de Reiswijzer, noch de Bondsatlas met
de veel te kleine schaal konden in de lacune voorzien.
Dus werden er stadsplattegronden gemaakt, met daar-
op doorgaande verbindingen in rood.
Na 1912 ging men ook de aanlegplaatsen voor water-
toeristen aangeven, alsmede de beste vaarroute door
de stad. Omstreeks 1920 werden die plattegronden in
fraaie kleuren uitgevoerd voorzien van historische
gegevens, toeristische bezienswaardigheden enz.
Daarmee werden ze niet alleen bruikbaar voor het
doorgaande verkeer te land en te water, maar tevens
als gids gebruikt voor het maken van stadswandelin-
gen.
Kentering
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond op het gebied
van reizen en trekken, van recreatie en toerisme, en
daarmee ook voor de kartografie een nieuwe situatie.
Wat daarbij een rol speelde kan hier slechts worden
aangestipt! Welvaart en vrije tijd.
In 1956 bijvoorbeeld, is er een welvaarts-loonronde,
een verruiming van de vakantie, van de vakantietoe-
slag en een uitkering ineens. Vakanties en toerisme
groeien sprongsgewijs: massamotorisering.
In 1950 was er ddn auto op 73 inwoners, in 1960 ddn
op 22, in 1970 <S6n op 5,3 en in 1980 ödn op 3,3. Er
groeit een toenemende behoefte aan ontspanning, re
creatie en toerisme. Er ontstaat een gewenning er op
uit te trekken. Zelfs nu, met hoge werkeloosheids-
cijfers en krappe beurs, heeft men voor recreatie en
toerisme nog heel wat over. Wat is het effect van dit
alles geweest op het kartografisch werk van de
ANWB?
Het huidige kaartaanbod
In de bij na vijftig ANWB-kantoren verspreid over het
land, kunnen reiziger en toerist kiezen uit een groot
en gevarieerd pakket kaarten. Deze stuk voor stuk op-
noemen zou een ellenlange lijst opleveren. In het
volgende overzicht gaat het er eigenlijk vooral om
duidelijk te maken, dat een ieder de kaart kan vinden,
die perfect past bij haar of zijn wensen, die tevens
de meest recente informatie geeft.
Naast de voor leden gratis verkrijgbare overzichts
kaart van Nederland met de belangrijkste wegverbin-
dingen, op de schaal 1:500. 000, is er de autokaart
van Nederland, uitgegeven op de schaal 1:200. 000.
Met de uitgave van deze serie werd begonnen in de
dertiger jaren, zij bestaat uit een drietal kaartbladen,
te weten Noord-, Midden- en Zuidblad. In de zestiger
jaren is door ons gekozen voor het gebruik van de
kleur blauw voor autosnelwegen en autowegen. Het be-
oogde effect dat hiermee verkregen wordt is een direct
in het oog springend autowegennet met zijn 'aankle-
ding', waarmee de eveneens in blauw uitgevoerde
symboliek voor afritnamen, WW-stations, parkeer-
plaatsen en hun benaming en wegrestaurants worden
bedoeld. Dit kreeg al snel navolging in het buitenland,
in Engeland bijvoorbeeld waar de AA, The Automobile
Association en Geographia Ltd, eveneens de kleur
blauw op een zelfde wijze zijn gaan toepassen voor het
autowegennet op hun motorists' maps. De herzienings-
cyclus ligt tussen de 1 en l| jaar. Voor de actualise-
ring van de kaartgegevens wordt contact opgenomen
met de diverse beheersinstanties in het betrokken ge
bied: wegbeheerders van de verschillende overheden
op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau waar
mee in de loop van jaren een goede samenwerking is
ontstaan. Tevens wordt het gebied in zijn geheel door
de kaartredacteur opnieuw verkend. De tijdspanne
tussen deze terreinverkenning en het drukken van de
kaart wordt zo krap mogelijk gehouden om ook de
laatste mutaties nog mee te kunnen nemen. De her-
zieningscyclus verschuift echter de laatste jaren wel
38
KT 1983. IX. 4