- 45pK: v r~T"r I J ,\\l//, Xx\l P P JL d s - landschappelijke tijd- en ruimteschaal 'AH7, _jJ| i_i.iJij._Iii I E5 C 'S C I>» 0) o 2 J x: o landschapsetages: artefacten-etage (landinrichting, nederzettingen) biotische etage (biotopen) abiotische etage (ecotopen) hypsografische etage (landhoogten) pleistoceen en ouder paleogeografisch domein cultuurlandschap I natuurlandschap I I Figuur 1. Schema van de gelaagde landschapsopbouw. De biotische etage (thema van de evaluatiekaart) ligt op de abiotische etage en onder de zieh volgens de pijlrichtingen uitbreidende artefacten-etage. In natuurlijke gebieden (groen op de evaluatiekaart) heeft de biotische etage nagenoeg haar oorspron- kelijke 'dikte'. In natuurarme gebieden (bruin op de evaluatiekaart) is zij zodanig geslonken dat de artefacten-etage direct rast op de abiotische etage, en soms zelfs in deze is verzonken, bijvoor- beeld bij ontgronding (zie ook KT 1982. VIII. 3, p. 20). der landschapsetages met de diepte toenemen. De eerder aanwezige hypsografische en abiotische etages vormden dus het ontstaansmilieu voor de vegetatie. Door hun grotere afmetingen vormen zij het grofmazig patroon in het kaartbeeld der vegetatie. Hierop nu drakte de mens op zijn beurt het Stempel van landin richting en nederzettingen, en dit tot herhalens toe, zodat de artefacten-etage met haar veelvormigheid het vegetatiekaartbeeld meer in detail bepaalt. Toch bleef er in sommige gevallen, bijvoorbeeld bij beekdalen en in het polderland, nog congruentie be- staan tussen de natuurlijke en de arteficible land- schapseenheden. In vele gevallen echter werd deze landschapsharmonie danig verzwakt. Dit alles dienen wij in beschouwing te nemen bij het zoeken naar het patroon in het kaartbeeld, daarbij gebruik makend van natuurkaarten in de Atlas van Nederland, die aan de evaluatiekaart vooraf gaan. Als eerste, oudste en meest grofmazige landschappe lijke milieufactor is er de hypsografie, de algemene landhoogte ten opzichte van het zeeniveau, zoals weergegeven op de kaarten 1-1 en 1-2 uit de Atlas van Nederland. Zij omvat drie macro-reliefeenheden: de Nederlandse afhelling (hoog Nederland), het Neder- landse haf met de daarbij aansluitende laagten (laag Nederland) en de Nederlandse kustwal. De evaluatiekaart leert dat de Nederlandse afhelling grotendeels rijk is aan natuurelementen, de choro- pletenkaart is hier immers overwegend groen. In het Nederlandse haf, omvattende grote delen van Zeeland, Holland, de IJsselmeerkom en het 'läge midden' in Noord-Nederland overwegen braine en gele tinten, hetgeen wij st op relatieve armoede aan natuur-ele- menten. Slechts rond de Friese meren en in de grote riviervlakte is er pleksgewijze rijkdom aan natuur elementen. De Nederlandse kustwal omvat enerzijds de jonge duinen en de waddeneilanden en anderzijds het 'hoge land' in F riesland en Groningen. In het dy namische randgebied tussen land en zee zijn de na- tuurprocessen dominant. De overwegend donkergroene kaarteenheden wijzen dan ook op de hier heersende rijkdom aan natuurelementen. In contrast hiermee is het hoge land in Noord-Nederland juist arm aan natuurelementen. AI met al blijkt dus dat de hypsografie als onderste landschapsetage een dominante grofmazige milieufac tor vormt bij de spreiding van de levende natuur in ons land. De hypsografische landschapsetage, met haar drie macro-reliefeenheden, is echter verder onderver- deeld in meso-reliefeenheden, die tezamen de eerst- volgende, de abiotische landschapsetage vormen. Deze reliefeenheden zijn weergegeven op de kaart Geo- morfologie uit de Atlas van Nederland, maar naar af- meting ook karteerbaar op de schaal 1:50. 000. Het bekende vijftal kaartfragmenten topografie, geologie, geomorfologie, bodem en waterstaat (in de Grote Bos- atlas, 49e drak, pp. 6-7) toont (afgezien van verschil- len voortkomende uit niet-gecoördineerde karterings- technieken) een grote mate van landschappelijke con gruentie. Gesteente, grond, relief, bodem en water zijn onderling hecht verbonden, hetgeen zieh uit in een daarmee harmonierende topografie. En van deze maakt ook de levende natuur deel uit. De spreiding van natuurelementen in het betrokken gebied bij Bor ger (Drenthe), zoals weergegeven op de evaluatie kaart, vertoont samenhang met het meso-reliöf en de daarmee verbonden gesteenten, grond en bodems. Het meso-reliefwaaronder eenheden (men noemt ze ecotopen) als beekdalen, waterscheidingen, stuifzan- den, afbraakhellingen, breuktrappen in het Meinweg- gebied en dekzandraggen, blijkt dus nog immer mid- denschalig patroon-bepalend te zijn voor de spreiding van de levende natuur. Het reli'ef neemt zelfs een sleutelpositie in binnen het gelaagde landschappelijke systeem. De levende natuur vormt echter niet de hoogste en meest dynamische landschapsetage. Zij is -naar tijd en raimte bezien - door de mens 'toegedekt' en veelal zelfs vervangen door artefacten van landinrichting en 76 KT 1983. IX. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1983 | | pagina 78