Als enige kritiek kan opgemerkt
worden dat het jammer is dat een
lijstje van de gebruikte afkortingen
ontbreekt, evenals een register.
Vooral dat laatste is te betreuren,
alleen al omdat al de goede defini-
ties die overal gegeven worden, nu
zo moeilijk teruggevonden kunnen
worden. Bij de bewerking van een
Nederlands Kartografisch woorden-
boek zal men hier nog veel profijt
van kunnen trekken. Maar ook ver-
der is het een nuttig boek.
F. J. Ormeling
WICK, K. undR.WICK, Form und
Farbe. Lehr- und Arbeitsbuch für
angewandtes Gestalten. Uitgeverij
Dümmler, Bonn 1979. 4e druk.
215 pp. 28 x 21 cm, 8 pp. vier-
kleuren-ill. 85 pp. tweekleuren-
illustraties. ISBN 3 427 55594-1.
Prijs DM 39. 80.
Doel van dit boek is mensen die
zieh beroepsmatig met vormen en
kleuren bezig houden te helpen bij
het verwerven van de nodige basis-
kennis. Dat zou dus ook op karto-
grafen van toepassing zijn en -hoe-
wel het woord 'Karte' er niet in
voorkomt- staat er genoeg rele
vante inform atie in om het ook
daarvoor nuttig te doen zijn.
Het boek bevat hoofdstukken Over:
kleur, constructietekenen en vrij
tekenen, vormgevingstechnieken,
schrift, stijl en 'total design'. De
stof wordt heel duidelijk gepresen-
teerd met telkens een blad illustra-
ties naast de betreffende tekst. Het
leerboekkarakter uit zieh verder
in het feit dat na elke paragraaf
oefeningen worden opgegeven.
Een kwart van het boek wordt aan
kleur gewijd, en naast esthetische
aspecten zoals harmonie, wordt de
nadruk gelegd op de invloed van de
soort belichting op de waargeno-
men kleuren - iets dat voor karto-
grafen aanleiding moet zijn zieh af
te vragen bij welk soort licht hün
kaarten zullen worden gebruikt.
Er is ook een lange lijst met asso-
ciatieve eigenschappen van comple-
mentaire kleurenparen.
Bij de hoofdstukken over tekenen
komt ook het gebruikelijke gereed-
schap aan de orde. Bij het construc
tietekenen worden projecties en
perspectief duidelijk behandeld;
bij het vrije tekenen komen vor
men, strueturen en texturen aan
de orde, en daarnaast styleren, en
het inzicht in het af te beeiden ob-
ject dat nodig is voordat je het
goed kunt doen. Inzicht in het af
te beeiden object is iets dat in de
kartografie bij de generalisatie
weer terugkomt. Via optische ver-
gissingen en vormgevingstechnie
ken zoals het werken met sjablo-
nen komt men bij het schrift (met
nuttige informatie over karakter,
wisselende tussenafstanden en
technieken voor het aanbrengen
van cursief schrift) en aan de ver-
schillende stijlperioden. Het lijken
hier zaken die ver van ons vak af
staan, maar is dat werkelijk zo?
Hoezeer ook kaarten stijlgevoelig
zijn blijkt wanneer we huidige
kaarten vergelijken met produeten
van dün of twee eeuwen her. AI
met al is het nuttig wanneer men
zieh als kartograaf van tijd tot tijd
inleeft in de grotere grafische we-
reld, en dit middelbare schoolboek
is daarbij een nuttige gids.
F. J. Ormeling
BERENDSEN, H. J. A. De genese
van het landschap in het zuiden van
de provincie Utrecht, een fysisch-
geografische Studie. Geografisch
Instituut Rijksuniversiteit Utrecht,
1982. Utrechtse Geografische Stu-
dies 25. 259 pp. met kaartbijlage
(5 bladen legenda). ISBN 90
6266 033 9. Prijs f 48,50.
Op 28 april 1982 promoveerde aan
de Rijksuniversiteit te Utrecht dr.
H. J. A. Berendsen op het proef-
schrift met de bovengenoemde ti-
tel. In deze Studie wordt de ont-
staanswijze van het landschap in
de omgeving van Utrecht geschetst,
waarbij de nadruk ligt op de holo-
cene wordingsgeschiedenis van het
gebied.
Als basis dienden zo'n 90. 000 bo-
ringen, verricht door Studenten in
de fysische geografie, aangevuld
met laboratoriumonderzoek, pol-
lenanalyse en C-14 dateringen.
De resultaten van het onderzoek
zijn samengevat in de Geomorfoge-
netische kaart van Zuid-Utrecht,
schaal 1:25. 000 (vijf bladen plus
legendablad).
Voor de legenda is een systeem
gekozen dat afwijkt van dat van de
Geomorfologische Kaart van Ne-
derland 1:50. 000. Bij deze laatste
zijn de hoofdingangen relibf en ter-
reinvormen (morfografische bena-
dering), terwijl de kleurkeuze be-
paald is door de ontstaanswijze van
de vormen. In de legenda van Be
rendsen wordt de hoofdingang ge-
vormd door de ontstaanswijze (mor-
fogenetische benadering)die ook
de kleurkeuze heeft bepaald. Als
redenen voor de afwijking van de
landelijke legenda worden genoemd
het in het rivierengebied nauwelijks
kunnen karteren van de daarin on-
derscheiden reliSfklassen, en het
niet kunnen weergeven in de kaart
van lithologie en ouderdom.
De legenda van Berendsen bestaat
uit de volgende onderdelen: 1. ge
nese, 2. belangrijkste faktoren
voor het ontstaan van geomorfoge-
netische eenheden, 3. geomorfoge-
netische eenheden, 4. kaarteenhe-
den, 5. ouderdom en 6. lithologie.
Een beschrijving van de opbouw
van de legenda en van de techni
sche aspecten van de kaartvervaar-
diging werd gepubliceerd in KT
1981. VII. 3 (p. 57-62). Twee bladen
van de kaart en het legendablad
werden als bijlage bijgevoegd, zo-
dat de lezer zelf over het resultaat
kan oordelen.
BIBLIOGRAFIE van in Nederland
versehenen kaarten, 1980.
Den Haag, Koninklijke Bibliotheek,
1982. 276 pp. 2 bladwijzers.
ISBN 90-6259-029-2 (reeks ISSN
0377-8975).
Dit is al weer de zesde in de reeks
door de Koninklijke Bibliotheek en
NSEDK (CCK) samengestelde en uit-
gegeven kaartbibliografieen. Jaar-
gang 1980 telt bijna 1700 beschrij-
vingen (1979: ca. 800), gerang-
schikt volgens uitgever en ontslo-
ten via titel-, regio- en thema-
registers en regionale en thema
tische verwijzingslijsten; bevat
verder een adreslijst van uitgevers
en bladwijzers van de Topografische
Kaarten 1:25. 000 en 1:50. 000.
Verschil met voorgaande jaren: de
typografie (er is een kleiner letter
type gebruikt) en er zit een uittrek-
sel in van de nederlandstalige en
van de engelstalige Regels voor de
titelbeschrijving van kartografische
dokumenten (voorwoord en verant-
woording zijn behalve in het neder
lands ook in het engels opgenomen).
W. van den Dries
KT 1983. IX. 4
79