gen verzameld, zo spreekt hij o. a. over de maan. Bij dit gedeelte is een schetskaart van de maan gevoegd, waarop 13 namen voorkomen. Hierover schrijft Gil bert: 'Wij geven een kaart van de gedaante van de schijf, evenals een andere geografie onderscheiden door enige namen, opdat men ze beter en gemakkelij- ker in het geheugen kan bewaren en steviger vast kan houden'. In tegenstelling tot Plutarchus zag Gilbert de donkere vlekken als land en de lichte als zee. Zijn redenatie hiervoor geeft hij in een hoofdstuk 'De luna facie maculis' (Over de gedaante en de vlekken op de maan), waarin onder andere aangevoerd wordt dat het water van de zee het licht md£r weerkaatst dan het droge land. Fig. 2. Schets van de zichtbare maanschijf naar William Gilbert in het in 1651 gepubliceerde boek. Vergelijking met de foto van de volle maan toont dat identificatie van Gilberts 'landen' zeer moeilijk is. Foto: U. B. Amsterdam. De meeste van de 13 door Gilbert gegeven namen zijn niet meer dan omschrijvingen, zoals Regio magna occidentalis (groot westelijk gebied), Insula borealis (noordelijk eiland), Mare medilunarium (middelmaan- se zee), e. d. Slechts twee namen zijn 'echte' eigen- namen: de donkere vlek Britannia (nu Mare Crisium) en C. Bicke, een kaap van het grote westelijke ge bied. Het manuscript, waar verschillende versies van bestaan hebben, is in 1651 te Amsterdam bij Lodewijk Elzevier uitgegeven. De onbekendheid van het manuscript, de te late uitgave ervan en wellicht de te simpele wijze van naamgeving (en de siechte kartografie; met grote moeite is enige overeenkomst tussen Gilberts kaart en de volle maan te zien) hebben er voor gezorgd dat Gilberts werk op het gebied van de selenonymie nooit navolging heeft gekend en zelfs aan de verder zeer goed gemformeerde Riccioli (zie hierna) onbekend was. Michael Florent van Langren, 1645 Na de uitvinding van de telescoop omstreeks 1600 was het niet meer dan een kwestie van tijd voordat iemand de grote hoeveelheid waar te nemen details op de maan van een naam voorzag. Van drie verschillende astro- nomen is een ontwerp voor selenoniemen bewaard ge- bleven; twee ervan publiceerden een maankaart met hun benamingen. De eerste was Michael Florent van Langren (ca. 1597-1675), kosmograaf in dienst van de Spaanse ko- ning Filips IV te Brüssel (4), die zieh al sedert 1621 bezig hield met het probleem van de juiste lengtebepa- ling. Hij ontwikkelde een methode waarvoor het nodig was de juiste tijdstippen te bepalen van het verduiste- ren resp. weer oplichten van de verschillende maan- bergen bij afnemende resp. wassende maan (5). Het geven van namen aan deze verschillende maanbergen was hierbij een noodzaak. Door verschillende Proble men, vooral financiele (Spanje was verwikkeld in ver schillende oorlogen) is hij nooit in staat geweest zijn methode in een selenografie (maanbeschrijvingj met dertig kaarten van de maan in haar verschillende fasen uit te geven zoals hij van plan was. Slechts <§ön van de kaarten -de Volle Maan (Plenilunium) - is in 1645 uitgegeven. Het ontwerp van Van Langrens sele noniemen dateert uit het midden van de jaren 1620. Riccioli vermeldt in zijn 'Astronimia reformata' (1665) een waarneming van de maan op 22 februari 1627 door Michael Florent van Langren te Brüssel 'vanaf dat deel van de maan dat een weinig hoger is dan het midden van de Kaspische vlek ofwel Mare Crisium in onze selenografie Zo (schreef) hij zelf in een brief aan mij' (6). Koning Filips IV geeft aan Michael Florent van Langren na diens verblijf in Spanje een aanbevelingsbrief mee voor de Infante Isabella, landvoogdes te Brüssel. In deze brief, ge- dateerd 27 mei 1633 (7) schrijft de koning: 'et qu'estans lesdits luminaires jusques ores incognus et sans noms, l'on les pourroit mettre en lumiöre soubs le tiltre gdnöral de Luminaria Austriaca Philippica, et leur donner des noms particuliers de personnes qualifides, comme fit le roy Jupiter, passö quatre mille ans, aux estoilles du firmament, lesquels noms durent encores aujourd'huy, sa memoire et de ceulx par luy ddnommez. De werkelijke produktie van de maankaart vangt pas in het jaar 1644 aan. In dat jaar geeft Michael Florent Van Langren een Spaanstalig boekje uit met de titel 'La verdadera longitud', waarin hij zijn methode van lengtebepaling bespreekt en de problemen met de uit gave van zijn selenografie aangeeft; aan het eind doet hij een verzoek om steun. Deze steun vindt hij in de persoon van de in 1644 benoemde landvoogd Manuel de Moura y Cortereal, markies van Castel Rodrigo. De eerste ontwerptekening voor de kaart van de volle maan is aan het eind van 1644 klaar (8). Deze, of in ieder geval een soortgelijke tekening, is bewaard ge- bleven en bevindt zieh in het Algemeen Rijksarchief te Brüssel (9). De kaart met als titel 'Luna vel Lu mina Austriaca Philippica' bevat 48 namen, waaron- der 'Mare de Moura sive Caspium' (de huidige Mare Crisium). Deze zee, waarover bij de waarneming in 1627 nog sprake was als 'macula Caspiae' heeft de naam gekregen van Van Langrens laatste begunstiger. 10 KT 1983. IX. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1983 | | pagina 12