Johannes Hevelius, 1645/47
deze raad is niet opgevolgd: de heiligen kregen alleen
de 'kapen', de geleerden een deel van de kraters.
Puteanus blijkt zieh neergelegd te hebben bij het ver-
noemen van de groten, gezien zijn raad van 5 maart
1645 (brief XCVII): 'Om Philippus sullen wel, jae
moeten eenyge grooten van Spaengien komen'. Uit de
vele adviezen die Puteanus aan zijn vriend gaf volgt
hier een kleine bloemlezing: 'sal alsoo oock myne
plaetse staen tusschen die van UL ende die van Lafalli
[=della Faille]: ende alsoo ock niet verre van Wende
lini onse goede vrienden' (brief XCIII, 28-2-1645,
betreft de ligging van de krater Puteani); 'UL sal ge-
aviseert syn, om den naem van Ciermans uyt te
laeten, om Spaengien niet te offenderen' (brief XCVII,
5-3-1645; toch staat de krater Ciermannii tussen de
Spaanse groten in Oceanus Philippicus'Men moet
maecken, dat onse vianden =de Noordnederlanders]
geen oorsaecke en hebben, om een nieuwe Maen naer
hunnen sin te stellen' (brief XCVIII, 6-3-1645; raadt
o. m. de namen Huygens, Vossius e. d. aan); 'Item
ist dat UL oock stelle den naem van Koniecpolski,
(dit is den Generael van 't leger in Polen, Groot ende
victorieus). De Maene sal als een sonne in Polen ge-
acht werden' (brief CHI, 1-4-1645). Tenslotte een
opmerking van Puteanus Over het gebruik van de
soortnaam terra (land) in plaats van regio: 'Aengaen-
de het woordt Terra pro Regione en misthaeght my
niet, wans alsoo kan gebruyekt worden Daer-
beneven om meer te kennen te geven, dat de Mane
Eerde is, dient het woordt Terra. Oock dewyl
dat Mare gestel is, en kan TERRA niet mishaegen:
jae om meer te toonen, dat d'een zee, ende d'ander
Eerde is. (brief CV, 5-4-1645).
De definitieve kaart van de volle maan verscheen in
mei van het jaar 1645 en is getiteld 'Plenilunii Lumi
na Austriaca Philippica', het is een kopergravure met
een formaat van 39 x 50 cm, de maanschijf heeft een
diameter van 35| cm (12). 322 objecten op de maan
zijn op deze kaart van een naam voorzien; onder de
vemoemde personen bevinden zieh vrijwel alle toen-
malig in Europa regerende vorsten en veel van hun
familieleden, de onderschriften bij de namen duiden
aan wie precies bedoeld is: bijv. Ferdinandi Elect.
Col. keurvorst van Keulen), Ferdinandi III Imp.
Rom. keizer van het H. Roomse rijk), Ferd.
Francisci Imp. Rom. F. zoon van de keizer van
het H. Roomse Rijk), Ferd. Caroli Leop. F.
zoon van Leopold, de aartshertog van Oostenrijk).
Deze voorbeelden duiden tevens 6dn van de zwakke
punten aan, nl. het naast elkaar voorkomen van de-
zelfde of vrijwel gelijke namen.
Behalve vorsten zijn er geleerden vernoemd, bijv.
Aristarchi, Archimedis, Hugenii (naar Huygens),
Regiomontani enz. hooggeplaatste personen bijv.
Koniecpolski, Mare de Moura; en vrienden van Van
Langren (Puteani). Opmerkelijk is dat alle namen van
kraters in de tweede naamval (genitivus) gesteld zijn.
De zee'ön (maria) zijn voomamelijk naar personen
genoemd; de landen (terrae) naar waarden en deugden,
zoals Terra Honoris (land van de eer), Terra Dignita-
tis (land van de waardigheid) e. d.
Van Langren verstrekte zijn kaart gratis aan allerlei
geleerden en vorsten als een soort reclamefolder voor
steun voor de uitgave van het uiteindelijke complete
werk, de 'Selenographia Langreniana'dat nooit
versehenen is.
Het beginsel de donkere plaatsen met mare of met
verwante woorden (oceanus, sinus) aan te duiden,
door Van Langren aan Plutarchus ontleend, is op de
huidige maankaarten terug te vinden; van de eigenna-
men zijn alleen de krater Langrenus (aan de oever
van Mare Langrenianumthans Mare Fecunditatis)
Pythagoras en Endymion nog met dezelfde naam aan-
geduid. De Sinus Medii, die op dezelfde plaats ligt
als Van Langrens Sinus Medius is daar door M'ädler
in de 19e eeuw bewust of onbewust opnieuw geplaatst
(13).
De Poolse bierbrouwer Johannes Hevelius (Jan He-
welcke; 1611-1687) te Gdansk (Danzig) heeft grote
bekendheid gekregen door zijn werk als astronoom.
Zijn astronomische werkzaamheden bestünden vooma
melijk uit het waarnemen, beroemd is zijn hemelatlas
'Firmamentum Sobiescianum sive Uranographia' van
1687, bestaande uit 56 kaarten van de sterrenbeelden
en behorend bij de 'Prodomus Astronomiae' (sterren-
catalogus) die posthuum is uitgegeven (1690). Edn van
zijn eerste werken is de 'Selenographia', de maanbe-
schrijving, uit 1647 (14). In dit werk zijn vele door
Hevelius zelf gegraveerde afbeeldingen van de maan
in haar verschillende fasen opgenomen, naast drie af
beeldingen van de gehele zichtbare maanschijf inclu-
sief de libratiezones (15). Deze laatste drie platen
zijn gedateerd met 1645, niet bekend is of ze in dat
jaar ook los uitgegeven werden. Eön van deze afbeel
dingen is de 'Tabula Selenographica' (16), waarin
Hevelius de door hem ontworpen selenoniemen bekend
maakt. Een nomenclatuur voor de verschillende plaat
sen op de maan is noodzakelijk, zo schrijft Hevelius,
omdat het anders moeilijk, zo niet onmogelijk is, ze
van elkaar te onderscheiden. Oorspronkelijk waren
er voor hem twee mogelijke nomenclaturen. Edn naar
het voorbeeld van de oude astronomen, die aan de
sterren de namen van de meest uitmuntende mensen
gaven, zoals Hercules, Cassiopeia, Andromeda e. d.
Een tweede mogelijkheid was de namen van belangrij-
ke geleerden aan de maan te geven, voomamelijk van
diegenen, die zieh in Hevelius' tijd zeer verdienste-
lijk gemaakt hadden in de mathematische wetenschap-
pen.
De volgende namen Steide hij zieh voor: Oceanus
Copemicus, Oceanus Tychonicus, Mare Kepplerianus,
Lacus Galilaei, Palus Maestlini, Insula Scheineriana,
Peninsula Gassendi, Möns Mersenni, Vallis Bullialdi,
Sinus Wendelini, Promontorium Crligerianum, Fretum
Eichstadianum, Desertum Linnemanni, enz. Gezien
deze 13 voorbeelden lijkt het alsof Hevelius al voor
zichzelf een kaart met deze selenoniemen gemaakt
had. Opvallend is ook de vemoeming van Godefroid
Wendelen, een vriend van Michael Florent van Lahg-
ren en Erycius Puteanus. Bij nader inzien bleek geen
van beide mogelijkheden hem geschikt. Ten eerste was
het voor hem onmogelijk iedereen te kennen en ten
tweede zou een dergelijke nomenclatuur het slacht-
offer worden van afgunst en vijandschap. Niet alle
plaatsen op de maan zijn immers even groot of belang-
rijk.
Omdat de maan met z'n oceanen, eilanden, moeras-
sen, vlakten, bergen en dalen in vele opzichten gelijk
12
KT 1983. IX. 5