de uitvinding gedaan of heeft door het overnemen van Van Langrens ideeön plagiaat gepleegd. Van groot belang is dit niet, ook de Heveliaanse selenoniemen zijn niet door de latere astronomen aanvaard, slechts het beginsel om bergketens naar aardse berg- ketens te vernoemen is overgenomen. In de huidige maanatlassen vinden we nog vijf objecten die met hun Heveliaanse naam aangeduid worden: de bergketens Montes Apenninus en Alpes en de kapen Promontorium Archerusia, Promotorium T(a)enarium en Promonto rium Agarum. Pierre Gassendi, ca. 1635 De derde astronoom die in het begin van de 17e eeuw het plan opvatte een selenografie uit te geven was Pierre Gassendi (1591-1655). Zijn doelstelling was evenals die van Van Langren met een selenografie de juiste bepaling van de lengte mogelijk te maken. Hij vond hierin medewerking en financible steun van Gassendi Caspia Anticaspia Homuncio of Thersite Rechter- en linkervoet van Homuncio Umbilicus lunaris (=navel van de maan) Carthusia Hecates penetrale Eoum mare (ooster- zee) Boreum mare (noor- derzee) Riphöes thans Mare Crisium (bij Van Lang ren Mare de Moura sive Caspium) Mare Humorum (bij Van Lang- ren is de huidige krater Gri- maldi aangeduid met Lacus Possidoni vel Antecaspi) Maria Serenitatis, Tranquili- tatis Nectaris en Fecunditatis Maria Fecunditatis en Nectaris Tyeho Copemicus Mare Vaporum (zie bij Plu- tarchus) Oceanus Proeellarum Mare Frigoris Appeninus Fig. 5. Hevelius' maankaart met nomenclatuur. Foto: U. B. Utrecht. Nicolas-Claude Fabri de Peiresc (1580-1637). In 1628 bepaalden Gassendi en Peiresc door middel van vergelijking van hun eigen observatie van een maan- eclips te Aix-en-Provence en de observatie van ande ren te Parijs het lengteverschil tussen beide Steden. Vanaf 1634 deed Gassendi op het landhuis van Peiresc te Aix-en-Provence maanwaarnemingen voor de maan- atlas. Voor het tekenen van de kaarten waren drie schilders in dienst genomen, waaronder Claude Mel- lan van Abbeville. Door de dood van Peiresc in juni 1637 stopte het werk. Op dat moment waren er drie kaarten gereed: de volle maan, het eerste kwartier en het laatste kwartier, alle gegraveerd door Mellan. Namen komen op deze kaarten niet voor. Gassendi's selenografie had echter voorzien moeten worden van selenoniemen. In zijn dagboek en corres- pondentie zijn enkele namen te vinden. Humbert (17) trachtte de huidige equivalenten voor deze namen te vinden en publiceerde de volgende lij st in zijn artikel: Niet te identificeren zijn Vallis umbrosa (schaduw- vallei), Rupes nivea sneeuwrots)Salinae (zoutgroe- ve), Amara Möns en Lacuna (opening). Homuncio betekent 'mannetje', inderdaad kunnen in de genoemde maria (zceen) het hoofd, lichaam en be- nen van een figuur gezien worden. Thersite is de naam van de lelijkste en tevens de kwaadsprekendste van de Grieken voor Troje, vandaar ook in overdrachtelijke zin een lelijk mens. Gassendi bleef ook na de dood van zijn financier gein- teresseerd in de selenografie; toen hij echter vernam dat ook Juan Caramuel y Lobkowitz en Johannes Heve lius zieh er mee bezighielden beschouwde hij zichzelf als ontheven van de taak een selenografie uit te geven. Hij vond zichzelf niet geschikt om bevredigende namen te geven aan de objecten op de maan. Hierin heeft hij wellicht gelijk gehad, de 15 door hem voorgestelde namen getuigen van geen enkele systematische opzet. Caramuel antwoordde Gassendi, nadat hij diens be- sluit vernomen had, met een voorstel aan de kapen, eilanden en dalen op de maan de namen te geven van eigentijdse geleerden. 'AI onze vrienden zullen er zijn,schreef hij, 'uzelf en Peiresc en Mersenne en Naudd. Van Caramuels werk betreffende de selenografie is niets bekend, behalve de vermelding door Puteanus in een brief aan Van Langren (29-11-1643) (18) dat Caramuel in een boekje 'Novem Stella' over de maan spreekt. 'Wat oorsaecke hy gehadt heeft, om de mane ende haere Bergen, ZSen, ende Eylanden te obser- veeren, en kan ick niet weten. Dan ick merck genoech, dat hy op de Longitudines geen gedachten en heeft, om de selve inde Mane te soecken. 't Is goet dan, dat hy verbot gekregen heeft vanden Raedt. Giovanni Battista Riccioli, 1651 De jezutet Giovanni Battista Riccioli (1598-1671) uit Femara gaf in 1651 een omvangrijk werk uit, de 'Almagestum Novum' (19), waarin een overzicht ge- boden wordt van de astronomie. In het eerste deel, Vierde boek 'De Luna' (over de maan) zijn twee af- 14 KT 1983. IX. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1983 | | pagina 16