beeldingen van de maan opgenomen zoals waargeno-
men door de jezuTet Francesco Grimaldi. De eerste
kaart toont het ulterlijk van de maan, de tweede is
een schetsmatige kaart met de door Riccioli ontwor-
pen selenoniemen (20). Beide kaarten zijn ongewij-
zigd geplaatst in Riccioli's 'Astronomia Reformata'
uit 1665 (21). Riccioli kende zowel het werk van Van
Langren, die een exemplaar van zijn kaart aan hem
gezonden had, als dat van Hevelius. Hun selenonie
men werden echter door hem afgekeurd, zoals blijkt
uit zijn verklaring (22): 'De nomenelatuur van de
maandelen heb ik niet aan de geografie van de aarde
ontleend, zoals Hevelius gedaan heeft, vanwege het
ontbreken van een overeenkomst, waarop ik reeds
gewezen heb; maar veeleer aan personen, niet van
willekeurige positie of willekeurig vak, ook niet zon-
De Oceanus Procellarum (Oceaan der Stormen) bijv.
heeft die naam niet gekregen omdat Riccioli vermoed-
de dat het een stormachtige oceaan zou zijn, zoals
men soms geschreven ziet (23), maar omdat men in
de 17e eeuw aannam dat de maan een belangrijke oor-
zaak was van de stormen op aarde. In de vernoeming
van personen is Riccioli systematisch te werk gegaan.
Hij deelde de maan in acht delen, octanten, die hij
beginnend met de noordoostelijke van I tot en met VIII
nummerde. In de octanten I en II plaatste hij de mees-
te 'Physico-astronomos', zoals Pythagoras, Xeno-
phanes, Archimedes, Aristoteles, Eudoxus en Plato;
in de octanten III, IV en in het begin (dichtst bij het
centrum) van V en VI de overige Griekse en Romeinse
geleerden, o. a. Atlas, Hercules, Plinius, Hippar-
chus en Ptolemaeus; in de rest van V en VI en in de
Fig. 6. Riccioli's maankaart met de grondslag voor de huidige maannomenclatuur.
Foto: U. B. Utrecht.
der onderscheid door elkaar heen, of volgens een ver-
deling naar het zo uitkwam, zoals op Van Langrens
Volle Maan valt waar te nemen, doch uitsluitend aan
die personen, die öf astronomen geweest zijn en geen
horoscooptrekkende sterrenwichelaars, öf uit wier
geschriften of waarnemingen enige kennis op astrono
misch gebied voor ons Almagestum is geput.
De gebieden evenwel van het maanoppervlak, die op
vastelanden, zeeön, meren of moerassen enz. gelij-
ken, heb ik niet naar figuren uit de wiskunde genoemd,
zoals ik gewenst had (dit zou namelijk voor een ge-
schikte benaming van de kleinere delen een belemme-
ring zijn geweest), maar naar de verscheidenheid der
meteorologische verschijnselen, waarop de maan het
meest van alle hemellichamen wegens haar nabijheid
tot de aarde en wegens de veelvoudigheid van haar be-
wegingen en van haar delen invloed heeft, naar men
aanneemt. Maar ofschoon ik hierin mij als het wäre
zuiver willekeurig aan een zekere analogie gehouden
heb, is het toch niet zo, als zou ik vermoeden, laat
staan geloven, dat juist die verschijnselen, waaraan
ik de betreffende benaming heb ontleend, van dat be-
paalde gedeelte van de maan zou afhangen
octanten VII en VIII de moderne astronomen, zoals
Galilaeus, Copemicus, Longomontanus, Piccolomini,
Snellius, Stevinus en natuurlijk Ricciolus en Grimal-
dus (de enige twee kratemamen die in kapitalen ge
schreven zijn). Bij elkaar hörende personen staan
ook op de maan bij elkaar, bijv. Langrenus (overigens
in octant IV) dicht bij Vendelinus (naar Godefroid
Wendelen, een vriend van Van Langren). Behalve de
krater Langrenus plaatste Riccioli ook de namen
Pythagoras en Endymion bij dezelfde kraters als Van
Langren gedaan had. In een tabel 'Nomenclatura
lunarium partium constructa ab Almagesti Novi
auctore' worden alle namen per octant opgesomd, bij
de belangrijkste namen zijn de overeenkomstige na
men van Van Langren en/of Hevelius geschreven.
In totaal heeft Riccioli 244 namen op zijn kaart ge
plaatst, waarvan er thans nog 201 gebruikt worden.
Onder de 43 buiten gebruik geraakte namen bevinden
zieh o. a. de 11 namen van de landen (terrae) en een
groot aantal namen van kraters in de liberatiezones,
waarvan vaak niet duidelijk was welke krater precies
bedoeld werd.
Riccioli's selenoniemen kunnen, ondanks zijn eigen
V f i i.V
KT 1983. IX. 5
15