mening hierover, niet beter of slechter genoemd wor
den dan die van Van Langren of van Hevelius. Dat
juist hij de grondlegger van de huidige maannomen-
clatuur geworden is, is veel meer een kwestie van
kwantiteit dan van kwaliteit: Riccioli voegde zijn
kaart bij twee astronomische handboeken, die een
grotere verspreiding gekend zulien hebben dan Heve
lius' maanbeschrijving zonder meer, terwijl Van
Langrens 'reclamefolder' vrijwei direct vergeten is.
Slotopmerkingen
In de I8e eeuw vinden we nog kaarten waarop twee
maal de maanschijf is afgebeeld, ödn met de seleno-
niemen volgens Hevelius en ödn volgens Riccioli, zo-
als de 'Tabula Selenographica in qua Lunarium Macu-
larum exacta Descriptio secundum Nomenclaturam
tarn Astronomorum Heveiii quam Riccioli loh.
Gabr. Doppelmajero Math. P.P. operä loh. Baptistae
Homanni Norinbergae' (Selenografische kaart waarin
een nauwkeurige beschrijving van de vlekken van de
maan volgens de nomenclatuur van de astronomen
Hevelius en Riccioli, door Johann Gabriel Doppelmayr,
Professor in de wiskunde, uitgegeven door Johann
Baptist Homann te Nürnberg). Nadat echter J. H.
Schroeter in 1791 en 1802 nieuwe maankaarten maak-
te met vele nieuwe namen, uitgaande van Riccioli's
nomenclatuur worden de Heveliaanse selenoniemen
vergeten.
Hoewel de vele 19e en 20e eeuwse naamsuitbreidingen
Riccioli's eerste beginsel, alleen geleerden te ver-
noemen, nog wel volgen (alhoewel niet alleen astrono
men vernoemd worden)is zijn plaatsingssysteem
verlaten: thans vinden we Plinius naast Jansen, Her
cules naast Williams en Julius Caesar naast Bosco-
vich.
De verwarring die ontstaan was door de vele 18e, 19e
en 20e eeuwse toevoegingen, vaak twee verschillende
namen voor dezelfde krater, is opgelost door het as
tronomisch congres van de International Astronomical
Union te Cambridge (Mass.in 1932, waar men de
naam met de oudste rechten officieel vastgelegd heeft
(waarbij Van Langren, Hevelius en ook Gilbert maar
'vergeten' zijn, om de verwarring niet groter in plaats
van kleiner te maken). Van 66n van de beginselen in
de naamgeving, die op alle 17e eeuwse kaarten te vin
den is, heeft men afgezien, nl. het vemoemen van de
landen (terrae)hetgeen door Wanders in zijn artikel
ten zeerste betreurd wordt (24).
Tenslotte een statistische opmerking. Van de 627 ob-
jecten op de zichtbare maanschijf, die thans van een
naam voorzien zijn, heeft ongeveer een derde deel
een 17e eeuwse naam: nl. 201 van Riccioli (inclusief
de drie van Van Langren) en 5 van Hevelius.
Noten
1. Enkele werken Over de geschiedenis van de maan-
kartografie:
KOPAL, Z. en R. W. CARDER, 'Mapping of the
moon, past and present'. Dordrecht, 1974
(Astrophysics and space science library, vol. 50).
MAFFEI, P. 'Carte lunari di ieri e di oggi'.
Firenze, 1963 (eveneens in 'L'Universo', 42,
5 en 6, 1962).
VAN DE VYVER, O. 'Lunar maps of the XVIIth
Century'. Vatican Observatory Publications Vol.
1, No. 2. Cittä del Vaticano, 1971. Met 32 foto's
van 17e eeuwse maankaarten.
Verder is gebruik gemaakt van het tot nu toe enige
artikel over het ontstaan van selenoniemen:
WANDERS, A. J. M. Het onstaan van de tegenwoor-
dige maannomenclatuur, in: 'Hemel en Damp-
kring' 42 (1944), blz. 1-21. Hierin worden de
nomenclaturen van Van Langren en Hevelius kort
besproken, die van Riccioli en diens navolgers
zeer uitgebreid.
Voor de moderne selenoniemen is gebruik ge
maakt van 'The Times Atlas of the Moon', Lon
don, 1969 (met een naams-index op blz. xxxiv-
xxxv)
2. 'Peri tou emfainomenou prosopou toi kukloi tös
selönös' In: 'Plutarch's Moralia, with an English
translation by Harold Chemiss and William C.
Helmbold' (Loeb ed.), vol. XII (London, 1957):
920A-999B.
Met dank aan dhr. H. Gerversman van de vakgroep
klassieke talen (R.U. Utrecht) voor zijn speur-
werk in dezen.
3. Van dit manuscript zijn verschillende kopieen ge
maakt, öön ervan is nu in de King's Library van
het British Museum. Naar een ander is in 1651 de
gedrukte versie gemaakt. In 1965 verscheen te
Amsterdam van dit boek een facsimile met als
begeleidende tekst: S. KELLY, 'The De Mundo of
William Gilbert' (Amsterdam, Menno Hertzberger
Co. 1965). Op blz. 40-41 hiervan een afbeel-
ding van de maankaart in het manuscript.
4. Afkomstig uit een bekende Noordnederlandse fa-
milie van kartografen, zie o. a. J. KEUNING, The
Van Langren family, in 'Imago Mundi' 13 (1956),
blz. 101-109. Voor gegevens over zijn maankaart
is dankbaar gebruik gemaakt van het door de heer
R. J. Mulder (overleden in 1976) verzamelde mate-
riaal betreffende de familie Van Langren, thans
bewaard op het Geografisch Instituut te Utrecht.
Zie ook: P. van der Krogt, De Maankaart van
Michael Florent van Langren. Caert-Thresoor 2
(1983) nr. 3, blz. 36-39.
5. Omdat het werk nooit versehenen is, is de pre-
cieze methode niet bekend.
6. Riccioli, Astr. Ref. (noot 21), blz. 157: 'ab ea
parte Lunae quae paulo altior est meditullio macu-
lae Caspiae seu Maris Crisium in nostra Seleno-
graphia Ita ipse in litteris ad me.
7. Archief van Simancas, Secretarias provinciales,
reg. 2626, f. 7. Gepubliceerd o. a. in 'Bulletin
de l'Acaddmie royale de Bruxelles', T. 12, Ire
partie (1845), blz. 261-262. Vertaling: 'en daar
deze genoemde lichten tot nu toe onbekend en
naamloos waren, zou men ze bekendheid kunnen
geven onder de algemene titel van Luminaria
Austriaca Philippica, en ze de bijzondere namen
van beroemde personen kunnen geven, zoals ko-
ning Jupiter 4000 jaar geleden deed met de ster-
ren van het firmament, waarvan de namen thans
nog bekend zijn in herinnering aan hem en aan
diegenen die door hem vernoemd zijn.
8. MOREAU, J. J. 'Honderd veertien Nederlandse
brieven van Erycius Puteanus aan de astronoom
Michael Florent van Langren'. Antwerpen, 1957.
Brief XC van 14 december 1644.
16
KT 1983. IX. 5