Waterkaarten
J.H. Guikink
Hoewel de kartografie mijn vak niet is, en mijn werk zelfs geen raakvlakken heeft met datgene waaraan de NVK
haar bestaansrecht ontleent, ben ik wöl sterk gei'nteresseerd in kartografische voortbrengselen. Het niet be-
staande, maar voor zichzelf sprekende woord 'kartofiel' omschrijft deze belangstelling exact.
Een andere hobby is het bevaren met een motorscheepje van onze rivieren, meren, kanalen, zijlen, maren,
diepen, kreken, trek- en ringvaarten, sloten, grachten, beken, singels, weteringen, boezems, poelen, plassen,
wijden, en hoe al deze waterwegen, oud en nieuw, breed en smal, natuurlijk of kunstmatig, vertaten of juist
bruisend van scheepvaartaktiviteiten, mögen heten. AI deze binnenwateren tezamen vormen een enorme rijkdom
aan water; in sommige streken van ons land (Veluwe, Drenthe, Twente) nauwelijks van betekenis (meer), in
andere een soms zeer gecompliceerd netwerk vormend, waarop gemakkelijk de kortste, aantrekkelijkste en/of
veiligste route uit het oog verloren kan worden. Ondermeer om dat te voorkomen bestaan er speciale water- of
vaarkaarten van onze binnenwateren, afgestemd op de beroepsscheepvaart en/of het watertoerisme. Zij worden
voornamelijk uitgegeven door de ANWB, en door De Boer Maritiem (de 'Vetus' vaarkaarten).
Als watertoerist en gebruiker heb ik natuurlijk een persoonlijke opvatting over de eisen waaraan dat type kaar-
ten zou moeten voldoen om mij behulpzaam te zijn bij het zoeken, vinden en gebruiken van een vaarroute.
Hieronder volgen enkele van die eisen.
Betrouwbaarheid
De gegevens op de kaart moeten overeenstemmen met
de werkelijkheid. Nummers en posities van boeien en
tonnen moeten kloppen. Sluizen dienen zo te zijn aan-
gegeven dat op de kaart te zien is aan welke zijde het
watemiveau het hoogst is, zodat men zieh kan voor-
bereiden op op- of afschutten. De vorm van plassen
en meren moet zo precies mogelijk kloppen; genera-
lisatie is hierbij eigenlijk niet toegestaan. Het vinden
van de gewenste 'uitgang' van een meer van enig for-
maat, zeker met rietoevers, is van enige afstand na-
melijk vrij moeilijk. Het allerbelangrijkste is dat
waterdiepten en vooral brughoogten juist zijn aange-
geven. De doorvaarthoogte van vaste bruggen kan een
tocht nöt niet of juist wöl mogelijk maken en het is
plezierig zoiets van te voren te weten. Dit mag van-
Fig. 1. Het juist aangeven van brughoogten op de
kaart is van essentibel belang.
zelfsprekend lijken, maar twee jaar geleden bijvoor-
beeld was ik gedwongen een vaartocht vanuit Utrecht
richting Leiden, via de Oude Rijn, af te breken en op
mijn 'schreden' terug te keren omdat een brug in
Harmelen, volgens de kaart met een doorvaarthoogte
van 2, 25 meter voor mijn boot van 2, 04 meter hoog
net enkele centimeters te laag bleek te zijn. Zoiets
mag eenvoudig niet voorkomen; een boot is een lang-
zaam vervoermiddel, waardoor een dergelijk foutje
al gauw uren varen betekent.
Aktualiteit
Waterkaarten worden doorgaans niet jaarlijks herzien
maar alle wijzigingen dienen in de eerstvolgende uit-
gave te zijn verwerkt. Om dat te kunnen bewerkstelli
gen zal er een goed kontakt moeten bestaan tussen de
uitgever van de kaart enerzijds, en de diverse instan-
ties die de wateren beheren anderzijds (Rijks- en
Provinciale Waterstaat, Waterschappen, gemeenten).
Ook is het van groot belang dat de gebruikers van de
kaart eventuele geconstateerde tekortkomingen aan de
uitgever melden, ön dat laatstgenoemde, na verifika-
tie, de fouten ook metterdaad herstelt.
Duidelijkheid
Een kaart moet goed te lezen zijn, ook al is deze eis
bij een waterkaart wellicht wat minder stringent dan
bijvoorbeeld bij een wegenkaart, omdat door de lang-
zame voortgang van een boot geen snelle beslissingen
behoeven te worden genomen. Maar er zijn grenzen,
en als in een 'ingewikkeld' vaargebied veel informatie
in een beperkte ruimte gedrukt moet worden, is het
plezierig als dat gebied op een grotere schaal wordt
opgenomen, bijvoorbeeld als inzet.
De uitgever mag niet uit het oog verliezen dat een
KT 1983. IX. 5
19