De stafkaart en de wandelaar
H. Raaff
Als kind, en dat zal voor vele kinderen gegolden heb-
ben, raakte ik in verrukking van kadootjes die een
extra presentje inhielden. Zoals een schooltas waar
dan ook nog iets in bleek te zitten, of een sponsen-
doos met het sponsje er fn.
Maar met het ouder worden vermindert de verrassing
van de presenten, en wie weet trouwens nog wat een
sponsendoos is?
In een transcendente vorm is die ontroering echter
blijven bestaan, namelijk wanneer ik een prent of
schilderij onder ogen krijg waarbij me naast de eigen-
lijke afbeelding dat extra kado wordt aangeboden.
De eerste keer ondervond ik dat bij een prent van de
natuurschilder Audubon, waarop behalve de prachtige
gedetailleerde vogel, in de kantlijn ook details, zoals
poten, snavel en zwemvliezen, waren getekend. Die
schetsen gaven de prent iets persoonlijks, waardoor
het leek alsof zij speciaal voor mij was gemaakt.
Sommige catalogi van lang verdwenen automerken of
prijslijsten van vooroorlogse gereedschapsfabrieken
geven een vergelijkbare prikkel, maar de oorspron-
kelijke en kinderlijke blijdschap wordt in het heden
alleen opgeroepen door het bekijken van stafkaarten.
Laat ik vooropstellen dat ik spreek vanuit de liefde,
niet op grond van grote kennis. En wat ik dan al aan
begrip heb voor stafkaarten heeft vooral te maken
met het gebruik, want van het ongetwijfeld zeer in-
gewikkelde proces dat aan hun ontstaan vooraf gaat
is me nauwelijks iets bekend.
In een normaal dag- of weekblad zou ik deze kantte-
kening achterwege laten maar dit betreff ten slotte
een artikel voor het parochieblad van de kartografen
en dan moet je opletten dat je niet hopeloos ver-
dwaalt.
Wat een kaart is hoef ik de lezers van dit blad niet uit
te leggen en zij zullen het met me eens zijn dat de
ideale kaart een schaal van 1:1 vertoont. Het aldus in
kaart brengen van de aarde zou echter dusdanig veel
ruimte in beslag nemen dat voor de aanmaak van de
betreffende kaarten geen plaats overblijft, wat veel
lezers van dit blad brodeloos zou maken.
Dat maakt compromissen noodzakelijk en voor de
wandelaar is de schaal 1:50. 000 daarvan een aan-
vaardbare vorm. Stafkaarten worden aldus uitgevoerd
en zij zijn voor de wandelaar de hand- of laten we
zeggen voetleiding voor het gebruik van het landschap.
Ogenschijnlijk verschillen ze in die functie niet van
wat de autokaart voor de automobilist beduidt maar
let op: dat is ogenschijn!
In tegenstelling tot de wandelaar interesseert de auto
mobilist zieh als het wäre tegen de kaart in! Niet om
het landschap te leren kennen, laat staan te beminnen
gebruikt hij de kaart, maar om aan dat landschap te
ontsnappen. Hij ziet het als een stoffering van de
Autobahn en een hindernis tussen de punten van ver-
trek en aankomst, een hindernis die efficiSnt geno-
men moet worden. Hij rijdt zo snel mogelijk de kaart
uit!
Hij wenst zieh dan ook een kaart waarvan het lezen
geen enkele inspanning vereist; zo mogelijk dient dat
te gebeuren bij 180 km per uur.
Dat wordt bereikt door de kaart op onbetamelijke ma~
nier te versimpelen wat, zoals ik eiders al vaststel-
de, leidt tot dezelfde overdrijving waarmee zeer pri-
mitieve Volkeren hun geslachtsdelen afbeelden; ge-
looft men de autokaart dan zijn de wegen kilometers
breed.
Pas veel later werd het me duidelijk dat die vergelij-
king meer raakvlakken vertoont dan alleen de karto-
grafische: het autoverkeer vertoont, tussen teder
blikpoetsen en aggressief optrekken in, alle gevoels-
aspecten die men aan de bijslaap pleegt toe te schrij-
ven.
Afgezien daarvan heeft de automobilist met de huidige
bewegwijzering om zijn doel te bereiken evenmin een
kaart nodig als een koe om van weide naar melkstal
te komen. Zijn kaart is eerder een verwijzing naar
tankstations dan een nauwkeurige projectie van de
aarde op het platte vlak.
Tot de stafkaart verhoudt zieh zijn wegenkaart als een
tekening van Rien Poortvliet tot een van Peter Vos.
Want afgezien van hun gebruikswaarde zijn stafkaar
ten grafische kunstwerkjes. Weliswaar staat de bruik-
baarheid voorop maar het stukje grafiek krijg je er
als het wäre bij kado. En alsof dat nog niet genoeg is
ontvang je er, evenals bij de Audubonprent, in de
kantlijn ook nog zo'n weergaloze legenda bij. Dat alles
in full-colour, het is te geef
Uit praktisch oogpunt betekent de stafkaart voor de
wandelaar de voorbereiding op de fysieke konfrontatie
met de afgebeelde aspecten. De nauwkeurigheid van
de kaartenmaker en de kennis van de wandelaar bepa
len samen in hoeverre de laatste de gegevens van de
eerste kan 'verbeeiden' tot een echt landschap: zou de
beek doorwaadbaar zijn, kunnen longen en voeten de
klim of de afdaling aan, redden we het voor donker tot
de volgende pleisterplaats?
ledere knuppel kan een tot Ot-en-Sien niveau terugge-
brachte autokaart begrijpen maar om een stafkaart te
lezen zijn kennis en aandacht vereist. De kennis ont-
staat vanuit de aandacht: langdurig turen op kaart en
legenda, onder de lamp, maar vooral in het veld.
Maar aan wie haar verworven heeft kan zieh een won-
derbaarlijk fenomeen voltrekken, te vergelijken met
de belevenis van de stuntelende pianoleerling, onder
wiens vingers de hakkelende noten zieh plotseling
22
KT 1983. IX. 5