kartografische opleiding, maar is de kartografie on-
dergebracht als een specialisatie binnen de geografie
en geodesie.
Zowel Zwitserland als Oostenrijk kennen dus geen
kartografische opleidingen op niveaus tussen de beide
hierboven genoemde. Als functioneel beroepsniveau
zijn deze tussenniveaus wel aanwezig en voor de ver-
vulling hiervan is men aangewezen op het volgen van
(kartografische) onderdelen van andere beroepsoplei-
dingen, dan wel op het volgen van een volledige hoge-
re technische opleiding in een richting, die op zijn
best op onderdelen enige verwantschap vertoont met
de kartografie. Als oorzaak voor het ontbreken van
middenkader opleidingen wordt het geringe aantal
mensen dat jaarlijks moet worden opgeleid aange-
voerd.
In de Skandinavische landen is het met de beroepsop-
leiding in de kartografie pover gesteld, d. w. z. er is
in het geheel geen specifiek kartografische opleiding
in formele zin. Dit zelfde geldt ook voor Belgife.
Een voorlopige conclusie die getrokken mag worden
uit een vergelijking van de onderscheiden niveaus van
kartografische opleidingen in een aantal West-Euro-
pese landen en de aldaar onderscheiden functionele
beroepsniveaus, is dat de relatie tussen deze beide
Parameters in het algemeen onduidelijk is, met uit-
zondering van de BRD. Duidelijk is dat de meeste
landen meer beroepsniveaus kennen dan aan formele
kartografische opleidingen beschikbaar is. Met be-
trekking tot de betiteling van onderscheiden beroeps
niveaus is evenmin sprake van overeenstemming en
als zodanig heeft de term 'kartograaf' geen specifieke
en algemeen geaccepteerde betekenis.
De situatie in Nederland
Nederland is gelukkig volop meegegaan met de reeds
eerder genoemde professionalisering van het vakge-
bied. De prachtige tentoonstelling die te bewonderen
was tijdens het NVK-lustrumcongres in mei 1983,
liet deze ontwikkeling duidelijk zien aan de hand van
kaarten gepubliceerd in de jaren vijftig en begin
zestig en soortgelijke kaarten die thans worden ge-
maakt. De kwaliteit van de Nederlandse kartografie
kan mijns inziens wedijveren met de kartografie in
landen als Zwitserland, BRD, Frankrijk, Verenigd
Koninkrijk, Canada (landen die stuk voor stuk een
goede na am hebben in de kartografie).
De kartografische opleidingen in Nederland hebben
met deze ontwikkeling redelijk gelijke tred kunnen
houden, niet in het minst dankzij initiatieven van de
Nederlandse Vereniging voor Kartografie. De vanouds
reeds aanwezige bedrijfsopleidingen tot kartografisch
tekenaar kregen gezelschap van een kartografische
specialisatie binnen de geografiestudie aan de Rijks-
universiteit te Utrecht en binnen de studie geodesie
aan de Technische Hogeschool in Delft. De kartogra
fische specialisatie in Utrecht kreeg later de Status
van afstudeerrichting. Tussen deze beide opleidings-
niveaus plaatsten zieh in de jaren zeventig de PBNA-
cursus kartografisch tekenen en de specialisatie kar
tografie aan de HTS te Utrecht. Een revisieprogramma
is thans gaande om de PBNA-cursus inhoudelijk aan
te passen aan de nieuwste ontwikkelingen.
Gebaseerd op een analyse van de situatie met betrek-
king tot funeties en opleidingen in de kartografie in
een aantal landen om ons heen (waarvan hierboven een
summier overzicht werd gegeven) en gebaseerd op wat
zieh thans op dit terrein aftekent in de Nederlandse
overheidskartografie, lijkt het onderscheiden van vier
functionele beroepsniveaus gerechtvaardigd:
I wetenschappelijk kartograaf
II kartograaf - ing. (eventueel technologisch kar
tograaf)
III technisch kartograaf
IV kartografisch tekenaar
Opgemerkt moet worden dat het onderscheiden van
vier niveaus op zieh wezenlijker is dan de daarvoor
gebezigde benaming. Bij het onderscheiden van deze
vier niveaus zijn vooral twee criteria gehanteerd, te
weten de hoofdbestanddelen van de funetie van ieder
der niveaus en de daarvoor noodzakelijk geachte hoofd
bestanddelen van de kartografische kennis en künde.
In de hierna volgende tabel zijn beide criteria uitge-
werkt in de kolommen 2 en 3. De laatste kolom in de
tabel geeft de correlatie aan met de voor ieder func-
tieniveau noodzakelijke opleiding in de kartografie of
daarmee verband houdende vakrichtingen, noodzake
lijk voor een goede uitoefening van de funetie. Op dit
punt mag verwezen worden naar de details zoals deze
in de tabel zijn gepresenteerd.
Ter verduidelijking van deze tabel worden de volgende
opmerkingen toegevoegd:
1. De grenzen tussen de onderscheiden categoriefen
zijn geen absolute afbakening. In de praktijk zul-
len de groepen veelal geleidelijk in elkaar over-
gaan.
2. Niet binnen ieder kartografisch bedrijf zullen al-
tijd de vier onderscheiden groepen voorkomen.
De geaardheid van het werk en derhalve van de
funeties kan tot gevolg hebben dat een groep ont-
breekt.
3. De specifieke taak van een bedrijf, en dan vooral
bedoeld in de zin van het type kaartprodukt dat
wordt vervaardigd, is er oorzaak van dat de hoofd-
funetieaanduidingen zoals gegeven in kolom 2 van
de tabel op onderdelen per bedrijf kan wisselen.
Dit geldt met name voor de hoofdbestanddelen van
de funetie van de technisch kartograaf. Zijn func-
tiepakket, en daarmee de voor hem noodzakelijke
opleiding(en)zal vaak specifiek gericht zijn op
een bepaalde dienst. Zo zal een technisch karto
graaf die werkzaam is bij een geologische dienst
zieh, naast kartografische onderwerpen, tijdens
zijn verdere opleiding ook moeten verdiepen in
geologie, bodemkunde en wellicht enige archeolo-
gie. Zijn collega bij een bodemkundige dienst zal
over kennis dienen te beschikken van bodemkunde,
vegetatie, landinrichting en ruilverkaveling. Bij
andere diensten kunnen de accenten verlegd zijn
naar fotogrammetrie, kadastrale aspecten, enz.
Om een aantal van de hierboven genoemde redenen is
bij de invulling van de tabel niet gestreefd naar volle-
digheid. Zij is in de eerste plaats bedoeld ter afbake
ning van beroepsniveaus binnen de kartografie op ba-
sis van funetieaanduidingen in hoofdlijnen. Wat de
specifieke taken van een kartograaf in een bepaald
funetieniveau ook mögen zijn, de zwaarte van taken
en de verantwoordelijkheid van funeties zijn binnen
een funetieniveau vergelijkbaar.
KT 1983. IX. 5
25