plaats een voorwerp van beeidende
kunst zijn. Bovendien worden kaar-
ten niet zozeer gelezen maar geTn-
terpreteerd. Dit betekent dat bij
restauratie het object niet altijd in
de oorspronkelijke Staat wordt
teruggebrächt. Men moet er goed
op letten dat het object zijn oor
spronkelijke formaat behoudt en
dat er niets aan het kaartbeeld
wordt toegevoegd. Bij het gebruik
van verschillende kunststoffen voor
het conserveren moet erop worden
gelet dat deze, hoewel van goede
kwaliteit, toch ongunstig met el-
kaar kunnen reageren. Voor con-
servering is zowel de berging als
het gebruik buiten de berging be-
langrijk. Het object moet niet al-
leen worden beschermd tegen het
menselijke contact maar ook tegen
wisselende klimaatsomstandighe-
den.
Hierna werd door de heer Vlasveld
van het Gemeentearchief Amster
dam het onderwerp berging, toege-
spitst op extreem grote formaten,
aangeroerd. De drie meest ge-
bruikte mogelijkheden zijn: vlakke
en hangende berging en berging in
rollen. In tegenstelling tot vroeger
kunnen tegenwoordig kästen van
kunststof en/of lichte metalen ge-
fabriceerd worden. Voor vlakke
berging komen vooral Jezetkasten
(ARA) en Kroonkasten (Gemeente
archief Amsterdam) in aanmerking.
Het laatste type heeft licht bollende
laden. Voor hangende berging
wordt het object in kunststof (vnl.
melinex-folie) geseald en, met
voorzieningen voor luchtcirculatie,
met een soort kapstokje opgehan-
gen (Gemeentearchief Amsterdam
en Stedelijk Museum). Rollen met
een ruime doorsnede worden voor-
namelijk gebruikt voor kaarten met
een extreme hoogte ön breedte.
Zij moeten met de beeldzijde naar
buiten gerold worden en afgedekt
met ongebleekt katoen of een ander
materiaal. Het verhaal werd getl-
lustreerd met voorbeelden en dia's.
Oplossingen voor bijvoorbeeld een
kaart van een ontwerp van het
Noordzeekanaal met een formaat
van 80 cm x 2300 cm moeten nog
worden gevonden.
De middag begon met bestuursme-
dedelingen van de Werkgroep Kaart-
beheer. Er werd melding gemaakt
van een artikel over de Werkgroep
dat door mevr. M. H. G. Clement-
van Alkemade in het tijdschrift
'Open' is gepubliceerd. Over het
boek met beschrijvingen van
kaartenverzamelingen wil het
werkgroepbestuur zieh eerst intern
beraden voordat zij in een volgende
studiedag dienaangaande voorstel-
len zal doen. Verder kwam de ver-
huizing van het Bureau CCK naar
de Koninklijke Bibliotheek en PICA
ter sprake. De voorzitter van de
NSIDK, J. P. Heerema, deed hier-
over enkele mededelingen. PICA
heeft tot 1 juli 1984 de tijd om
programmatuur te ontwikkelen.
Hoewel het personeel van het Bu
reau CCK op papier is overgegaan
naar de Koninklijke Bibliotheek zal
het Bureau zijn werkzaamheden tot
1 juli 1984 waarschijnlijk voortzet-
ten in Utrecht. Tussen 1 juli en
1 Oktober 1984 zal aan interne en
externe gebruikers gevraagd wor
den het systeem te evalueren.
Bij de NVK zijn het verslag van de
Zomercursus 1982 en een nieuwe
wervingsfolder verkrijgbaar.
Vervolgens hield H. Kuipers van de
Gemeentelijke Archiefdienst Dor-
drecht een lezing over restaureren
en conserveren. Dit technische
verhaal had voornamelijk betrek-
king op de chemische en organi
sche aspecten van de objecten en
de hulpmiddelen die voor het werk
gebruikt worden. Deze lezing zal
misschien als speciaal nummer
van 'De restaurator' worden gepu
bliceerd.
Na de thee probeerde de heer
Braches, bibliothecaris van de
Universiteit van Amsterdam, deze
dag op de hem eigen wijze samen
te vatten. Hij kwam tot de volgende
conclusies. Conservatoren zouden
een noodzakelijk goed en restaura-
toren een noodzakelijk kwaad moe
ten zijn. Om tot een juiste behan-
deling van de objecten te komen
moeten zij zoveel mogelijk van el-
kaars vakgebied afweten. De con-
servator moet vaker een dialoog
aangaan met de restaurator om
niet in diens technisch overwicht
ten onder te gaan. In het algemeen
dienen opbergmethoden ontwikkeld
te worden vanuit de handelingen die
het object moet ondergaan. Men
zou misschien moeten onderzoeken
of kaarten van een extreem for
maat machinaal 'gehanteerd' kun
nen worden.
Jan Smits
DE INDONESISCHE OCEAAN
In de jaren '50 en '60 waren ve ran
deringen van aardrijkskundige na-
men als gevolg van de verzelfstan-
diging van koloniale gebieden aan
de orde van de dag. De meeste jon-
ge staten stelden er een eer in om
herinneringen aan de vroegere
meesters, ook in aardrijkskundige
namen zo snel mogelijk uit te wis
sen. De oprichting van commissies
tot sanering van het nationale geo-
grafische namenbestand behoorde
dan ook veelal tot een der eerste
bestuursmaatregelen na de souve-
reiniteitsoverdracht. Zo maakten
in een vrij snel tempo talrijke na
men van Steden, landen, provincies,
eilanden, baaien, meren, water-
vallen, nationale parken enz. uit
de koloniale periode plaats voor
inheemse namen, deels geheel
nieuwe, deels gerestaureerde,
vanouds bestaande inheemse namen,
door de weste rlingen verkeerd
overgenomen en verhaspeld. Voor
beelden zijn er te over: Batavia
werd Djakarta, later Jakarta,
Ldopoldville werd Kinshasa, Cey
lon werd Sri Lanka, de Wijnkoops-
baai werd Pelabuhanratu, het Nya-
sameer werd het Malawimeer, zelfs
Livingstone, veranderd in Maram-
ba, ontkwam niet aan de zuivering.
De atlasmakers hadden het er druk
mee in die jaren! Over het alge
meen burgerden de nieuwe namen
snel in, ook in Nederland, waar de
verandering van Batavia in Djakar
ta eigenlijk geen enkel probleem op-
leverde. Minder gemakkelijk ge-
wende men aan nieuwe namen voor
grotere fysische eenheden zoals aan
de eilandnamen Kalimantan en Sula
wesi respectievelijk voor de oude
vormen Borneo en Celebes, mis
schien wel omdat zij nu eenmaal
minder in het nieuws kwamen. In-
tussen is, nu praktisch alle koloni
ale meesters zijn ontvoogd, aan het
proces een einde gekomen. De
naamsveranderingen in de relatief
laat (1975) zelfstandig geworden
voormalige Portugese koloniön in
Afrika vormden als het wäre het
laatste bedrijf van deze ontwikke-
ling. Sedertdien druppelt het hier
en daar nog wat na.
Vastgesteld kan worden dat de re
geringen van de jonge landen zieh
bij naamsveranderingen hebben be-
paald tot geografische objecten bin
nen hun landsgrenzen. Het Indone
sische besluit om de gigantische
watervlakte tussen Afrika en Aus-
traliö, vanouds bekend als de In
dische Oceaan, voortaan met de
naam Samudera Indonesia (Indone
sische Oceaan) aan te duiden, valt
KT 1983. IX. 5
7