Een poging tot Synthese
Uit de hiervoor besproken literatuur en uit ander
materiaal komt een zeer omvangrijk, zeer complex
veld van allerlei activiteiten met kaarten tevoorschijn.
De samenhang is meestal niet duidelijk; inventarisa-
tiekaarten en juridische kaarten krijgen het meeste
accent en de kaarten die de verbinding tussen beide
leggen zijn sterk verwaarloosd. Deze verwaarlozing
ligt ook wel voor de hand. Kaarten vervaardigd bij
analyse en ontwerp maken deel uit van vaak moeilijk
te beschrijven, chaotisch lijkende, creatieve Proces
sen, zien er daardoor wat slordig uit en worden als
gevolg daarvan niet gepubliceerd. Toch vormen ze de
kern van het planningsgebeuren.
Hoe nu wat overzicht te krijgen over het gebruik van
de kaart in de ruimtelijke planning? Wat bindt de ver-
schillende kaarten, wat is het bijzondere ervan om
het spreken over planningskartografie te rechtvaardi-
gen?
In het weinige dat Imhof (1972) over de planningskarto
grafie schrijft brengt hij naar voren dat plannings-
kaarten zieh onderscheiden door het feit, dat ze niet
het verleden of het tegenwoordige, niet onderzoeks-
resultaten in de gebruikelijke betekenis tonen, maar
voorspellingen, plannen en wensdromen. Er is iets
bijzonders aan de hand met de uitspraken die door
middel van de kaart plaatsvinden. Planningskaarten
zeggen niet alleen hoe iets is, maar ook hoe het zou
kunnen zijn, of hoe het moet worden. De spanning tus
sen de verschillende typen uitspraken op een kaart
komt heel mooi naar voren in de bestemmingsplan-
kaart, waar de bestaande toestand en normen voor de
verdere ontwikkelingen worden aangegeven, maar
waarin suggesties hoe het eventueel zou kunnen wor
den uit den boze zijn.
De verschillende uitspraken op kaarten hebben betrek-
king op een drietal aspecten: plaats, kenmerken van
ruimtelijke elementen en tijd. Alle drie deze aspecten
zijn ook van belang bij kaarten buiten de ruimtelijke
planning, maar hier krijgt met name het aspect tijd
een bijzondere betekenis.
De kaarten die in de ruimtelijke planning worden toe-
gepast en vervaardigd moeten vooral niet als losse
Produkten worden gezien. Ze vormen onderdeel van
een doorgaand planningsproces. In elke fase van dit
proces worden uitspraken op kaarten vastgelegd, die
een relatie hebben met uitspraken in voorafgaande en
opvolgende fasen. Een mooi voorbeeld uit de ruilver-
kavelingspraktijk: de gegevens in de schattingskaart
worden gebruikt zowel bij het bepalen van ieders in-
breng als bij het ontwerpen van ieders toedeling.
Naar mijn mening zijn dus drie zaken voor een goed
begrip van de planningskartografie, en als basis voor
verder onderzoek, van belang:
1. de verschillende typen taaluitingen op kaarten in
het planningsproces;
2. de in de planning te regelen aspecten waar deze
taaluitingen betrekking op hebben;
3. de fasen in het planningsproces waarin deze taal
uitingen plaatsvinden.
Verschillende typen taaluitingen
De kartografie Staat tegenwoordig in het teken van de
communicatie. Kaarten moeten niet alleen beoordeeld
worden naar hun teken- en druktechnische merites,
naar de wijze waarop de vertaling van de oorspronke-
lijke alfanumerieke gegevens in een grafische vorm
heeft plaatsgevonden, maar ook en vooral naar hun
vermögen of onvermogen om mededelingen over te
brengen. Dat overbrengen geschiedt door middel van
een (grafische) taaluiting.
Ik gebruik hier het woord taaluiting in plaats van het
eerder gehanteerde uitspraak, om een neutrale term
te hebben voor iets wat in een bepaalde taal (verbaal,
grafisch, wiskundig) geuit wordt, ongeacht de inhoud
en ongeacht de sociale context. Het woord is ontleend
aan Van Dijk (1978). Deze onderscheidt taaluitingen
van taalhandelingen. Een taaluiting hoeft, anders dan
een taalhandeling, niet gericht te zijn op een ander,
maar kan op de spreker of, in het geval van kaarten,
op de tekenaar zelf gericht zijn. Iemand kan zichzelf
moed inspreken en hij kan krabbeis op papier zetten
die alleen voor hem begrijpelijk zijn. Het laatste zal
in een ontwerpproces zeker voorkomen.
Een taaluiting kan worden geanalyseerd naar zijn
struktuur (het grammaticale of syntactische aspect) en
naar zijn relatie met de werkelijkheid (het semanti
sche aspect: waar gaat het over?). Maar er is nog een
aspect dat van een taaluiting een taalhandeling maakt,
namelijk het pragmatische. De grafische taaluitingen
op de kaart staan daar niet zomaar, maar ze zijn be-
doeld om de lezer tot actie te bewegen. In dit geval is
er sprake van een taalhandeling, volgens Van Dijk een
handeling die men verricht door taalgebruik in een be
paalde sociale context.
Taalhandelingen zijn zeker niet beperkt tot het enkel
doen van mededelingen. Van Dijk noemt in het regis-
ter van zijn boek, in alfabetische volgorde: aanbieden/
aanbevelen/ aanklagen/ aankondigen/ aanraden/advise-
ren/ afkeuren/bedanken/beloven/beschuldigen/betwij -
felen/bevelen/beweren/bewonderen/dreigen/excuse-
ren/feliciteren/geruststellen/ goedkeuren/groeten/
instemmen/klagen/komplimenteren/loven/mededelen/
ontkennen/protesteren/prijzen/ rechtvaardigen/uitno-
digen/verontschuldigen/verwij ten/verzoeken/vloeken/
voorstellen/vragen/waarderen.
Elk van deze typen taalhandelingen heeft zijn eigen
vormen, je zegt iets op een bepaalde manier en dan
wordt het, hoop je, door de ontvanger op de juiste wij
ze opgevat. Daarbij gaat het vaak niet om juistheid of
waarheid van het gezegde, maar om wat Van Dijk
noemt gepastheid.
Ik wil niet beweren dat alle typen taalhandelingen die
hiervoor zijn opgesomd in,een (karto-)grafische vorm
zijn te gieten, maar ik meen wel vele ervan te kunnen
herkennen in planningskaarten. Er zijn kaarten die iets
aanbevelen, die iets lijken te beloven, die iets bevelen
(of verbieden, dat ontbreekt in het rijtje), die gerust
stellen. Ook kan een kaart een vraag inhouden, bij
voorbeeld een blanco kaart in een voorlichtingsbrochu-
re met als opschrift 'Mein Vorschlag zum Wiener
Stadtentwicklungsplan(hoeveel mensen zouden hem
hebben ingezonden?).
Verder wil ik hier niet op ingaan. Ik heb het idee, dat
het begrip taalhandeling vruchtbaar kan werken bij het
analyseren van vorm, legenda, titel en waarschuwen-
de bij Schriften van kaarten die in een planningscontext
worden gebruikt en gemaakt. Werken vanuit dit begrip
gaat ook verder dan het cognitief onderzoek, dat Or-
meling (1983) op het lustrumcongres van de NVK ook
12
KT 1984. X. 1