kunststof zit. Ook verf kan synthetisch zijn. Een bergingssysteem wordt vaak gekozen voor het maximale formaat dat erin kan worden opgeborgen. Toch blijven de grootste stukken vaak Over. Vooral bij kaarten vinden we de meest uitzonderlijke forma- ten. Een beeidend kunstenaar bepaalt zijn formaat zelf. Een kartograaf is afhankelijk van de grootte van het in kaart te brengen gebied en de afbeeldingsmaat- staf. Deze schaal is weer afhankelijk van de aard en de hoeveelheid informatie die in de kaart moet worden verwerkt. Om een paar voorbeelden te noemen uit mijn eigen praktijk, wat denkt u van een voorontwerp van het Noordzeekanaal van 80 cm x 23 meter. En wat doen we met een kaart van de ringvaart van de Bijl- mermeer, van blaadjes van ongeveer A4 formaat aan elkaar geplakt, die uitgelegd een ring vormen van on geveer 4 meter doorsnee. Die vond ik in een archief- portefeuille, opgevouwen. Zolang ik hiervoor geen oplossing weet laat ik hem maar rüstig zitten, want dat is al tweehonderd jaar goed gegaan. Bij een pianologische dienst Staat een bodemloze Gabskast op een hoge holle sokkel, zodat grote forma- ten er onderuit kunnen hangen. Er is een trap bij no- dig, maar er wordt toch ruim 50 cm ruimte gewonnen. Voor de grootste formaten wordt het rollen op stokken of in kokers gebruikt. Beter is nog het rollen om ko kers. Hierbij moet de beeldzijde buiten gerold wor den. De kleine haarscheurtjes die ontstaan doordat de beeldzijde bij het oprollen uitgerekt wordt omdat de drager meestal van zwaarder materiaal is gemaakt, worden bij het uitrollen weer dichtgedrukt. Wanneer de beeldzijde naar binnen wordt gerold wordt het pa- pier opgeduwd en blijven er zichtbare beschadigingen over. Het oude materiaal is meestal vanouds met de beeldzijde naar binnen gerold. Dit lijkt logisch, om dat de hele beeldzijde zo wordt bedekt. Het letterlijk en figuurlijk terugdraaien van deze situatie dient met de nodige voorzichtigheid te geschieden. Maar conserveren is meer dan alleen maar bergen. Het onafscheidelijke duo conservator - restaurator moet ervoor zorgen dat stukken buiten de berging in een goede Staat blijven. Juist hier gebeuren dingen vaak zo geleidelijk dat ze nauwelijks opgemerkt worden. Het proces van verbleken door te veel licht is daar een goed voorbeeld van. Men kan zorgen voor dempen van het licht, voor het gebruik van UV-werend glas maar vergeet niet dat gedurende lange tijd een klein beetje licht toch een heleboel licht is. Een emmer onder een druppelende kraan raakt toch eens vol en plotseling komt dan het bewuste spreekwoordelijke exemplaar. Vroeger, toen er nog geen airconditioning bestond was het klimaat in de depots voor een groot deel af hankelijk van het klimaat buiten. Dit klimaat wisselt steeds, maar het gaat betrekkelijk geleidelijk. Nu zijn er geconditioneerde depots. Het is een dure voor- ziening die daarom beperkt wordt toegepast. Wanneer op de studiezaal bijvoorbeeld het raam openstaat kan het klimaatverschil tussen depot en studieruimte erg groot zijn. Heeft u wel eens een perkamenten band die uit een depot naar een studiezaal wordt gebracht binnen enkele minuten zien kromtrekken? Ik wel. Op een kopieermachine wordt die band dan weer recht gedrukt. Zit het deel strak in de band dan wordt het flink plat geduwd om een goede kopie te maken. Na 6dn keer is er niets te zien, na tien keer ligt het deel uit de band. Daar komt nog bij dat veel kopieermachi- nes met een lichtbron werken van zo'n 1000 Watt. Die lamp produceert naast de benodigde hoeveelheid licht voor het kopiören een flinke portie UV, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid energie wordt omgezet in wärmte. Eerst is dat alleen stralingswarmte maar als de machine een tijd continu gewerkt heeft komt daar de in de glasplaat verzamelde wärmte bij. Ik heb als voorbeeld die perkamenten band gekozen omdat de gevolgen daar snel zichtbaar zijn. Op een losse kaart, waaraan niet onmiddellijk iets te zien is, werken deze invloeden net zo hard. Bij het Gemeente- archief Amsterdam is het kopieerapparaat al voor vele soorten stukken verboden terrein. Restaureren Conserveren houdt niet op bij het in goede staat op- bergen van een stuk. Het is een continue bezigheid, waarbij de kaartbeheerder verantwoordelijk is voor alles wat er met een stuk gebeurt. Toch kan op een gegeven moment restauratie noodzakelijk zijn. Een besluit om tot restauratie over te gaan moet het ge- /olg zijn van overleg tussen conservator en restaura tor. Zij moeten het er over eens zijn dat restauratie de enige mogelijkheid is om het voortbestaan van het stuk te waarborgen. De kwaliteit van de restauratie is afhankelijk van de kapaciteiten van de restaurator en de outillage waar- over hij kan beschikken. De restaurator moet zorgen dat een stuk authentiek blijft. Vaak wordt door zijn uitrusting bepaald wat hij kan doen en moet laten. Het restauratie-atelier van een grote dienst zal meestal groter zijn dan dat van een kleine dienst. Dit mag eigenlijk alleen een kwestie zijn van kapaciteit en niet van outillage. In de praktijk is dat helaas vaak anders. Een restaurator bij een kleine dienst met een klein budget heeft ook behoefte aan de nogal dure verwor- venheden der techniek. Ook hij moet naar behoefte kunnen beschikken over een vacuumtafel of een aan- vezelapparaat en voor een extreem groot formaat, iets dat bij kaarten nogal eens voorkomt, heeft hij net zo'n grote spoelbak nodig als zijn collega bij die grote dienst. Kaarten zullen altijd stuk voor stuk moeten worden behandeld. Zij zijn gemaakt op de meest uiteenlopende soorten en kwaliteiten papier en perkament. Een restauratie-atelier voor kaarten zal aan de hoog- ste eisen moeten voldoen en men zal er de meest ex treme formaten moeten kunnen verwerken. Beseft een restaurator ook dat een kaart maatvast moet zijn en blijven? Voor een wereldkaart van l:x miljoen maakt rekken en krimpen niet veel uit maar hoe zit dat met een grootschalige kaart? Laat een extreem voorbeeld dit duidelijk maken; extreem, maar zeker niet onmogelijk. Stel dat er een grootschalige basiskaart moet worden gerestaureerd, een blad van ongeveer 60 x 90 cm. Het wordt lekker in het bad gestopt en daama opge- spannen om mooi strak op te drogen. Als de kaart klaar is is hij 2 mm langer geworden. Dit betekent dat de restaurator bijna 2000 m2 aan de aardbodem heeft toegevoegd, genoeg voor een leuke bungalow. Er moeten technieken ontwikkeld worden die de maat- 32 KT 1984. X. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1984 | | pagina 34