feaffßgoliMSlk Delfstoffen van Nederland P.C. Beukenkamp Op een van de supplementbladen van de Atlas van Nederland is het voorkomen en de verspreiding van delfstoffen in Nederland aangegeven (blad II-6-S). Het kaartblad dateert van 1979 en is samengesteld door de Rijks Geologische Dienst (1). Een soortge- lijke kaart, daterend van 1965, is ook opgenomen in de oorspronkelijke editie van de Atlas van Nederland (Hoofdstuk II, Geologie, Geofysica en Delfstoffen). Het blad Delfstoffen is een van de twee kaarten van het fysisch milieu die in het Supplement zijn opge nomen; het is de enige geologische kaart. De andere natuurkaart, blad VI-5-S, Evaluatie van het natuur- lijk milieu, is reeds eerder in deze rubriek van het Kartografisch Tijd schritt besproken (2). Voor het uitgeven van dit blad is alle reden; de ken- nis van de geologie is in de afgelopen jaren immers sterk toegenomen en de betekenis van de verschillen- de delfstoffen voor de samenleving is nogal veranderd. Daarbij valt met name te denken aan het Groningse aardgas (na de eerste vondst in 1959 produktie vanaf 1963) en de sluiting van de Zuid-Limburgse mijnen. In 1965, het jaar waarin de eerder genoemde delf- stoffenkaart van de Atlas van Nederland verscheen, werd officieel een begin gemaakt met de beperking van de Nederlandse steenkool-mijnbouw. Vergelijking van twee delfstoffenkaarten Een vergelijking tussen de kaarten van 1965 en 1979 laat nogal wat verschillen zien. Het eerste wat opvalt is de kaartschaal. De oude delfstoffenkaart van Nederland is op de schaal 1:600. 000 vervaardigd, de nieuwe kaart op de schaal 1:1. 000. 000. Deze laatste kaart bevat, in tegenstelling tot de oorspronkelijke kaart van 1965, mede het Nederlandse deel van de Noordzee. Dankzij de kleinere schaal is het mogelijk meer informatie over het Nederlandse deel van het continentale plat te geven, met name de bekende blok- verdeling, de gebieden met een winningsvergunning voor olie en gas, en het voorkomen van de inmiddels bekende gas- en olievelden (en bijbehorende aardgas- leidingen in zee). Diepere delfstoffen Daarmee hebben we dan het meest opvallende verschil tussen beide kaarten genoemd. Maar er zijn nog meer verschillen te zien, ook op het land. De kleinere schaal heeft er niet toe geleid dat er minder informa tie over het voorkomen van delfstoffen op het land kon worden weergegeven. Maakte de oude kaart een nogal lege indruk, de nieuwe kaart is zeker niet vol te noe- men. Het aantal concessiegebieden is nogal toegeno men, met name voor olie en gas. In tegenstelling tot de oude kaart worden de concessiegrenzen afzonder- lijk per (diepere) delfstof aangegeven. Evenals op de oude kaart worden de concessiegebieden voor de ver- schillende delfstoffen apart genoemd, waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de Staats- en particuliere concessies, een onderscheid dat alleen voor de steenkool van Zuid-Limburg relevant was. Voor het Zechstein steenzout worden zoutkussens en zoutpijlers afzonderlijk aangegeven. De vermoedelij- ke grens van het Zechstein steenzout op deze kaart verschilt nogal van die van de oude kaart, vooral in West-Nederland. Door de vele boringen die, in de ja ren zestig in verband met de exploratie naar olie- en gasreservoirs vaak tot in het Perm en Carboon wer den geslagen, is de kennis omtrent de zoutvoorkomens in het Zechstein toegenomen. Daarbij is gebleken dat buiten het zoutbekken in Oost- en Noordoost-Neder- land ook Zechstein-zout voorkomt in de ondergrond van een gebied dat zieh uitstrekt van Alkmaar via Zuidelijk Flevoland naar Deventer. Van de diepere delfstoffen valt verder nog de aanwezigheid van de K-Mg-zouten te vermelden, die zijn aangetoond in een gebied ten westen van Veendam. Oppervlakte-delfstoffen Bij de oppervlakte-delfstoffen zijn de verschillen tus sen beide kaarten minder groot. De bruinkool en ijzeroer zijn 'afgevoerd' (de exploitatie van beide delf stoffen is inmiddels beeindigd)hoog- en laagvenen zijn gecombineerd tot gebieden met winbaar veen. De verbreiding van de klei ten behoeve van baksteen- en pannenindustrie is op de betreffende schaal moeilijk aan te geven, zodat is volstaan met het aangeven van de kleiverwerkende industrie. Het voorkomen van grind (in economisch winbare hoeveelheden) is voor- namelijk beperkt tot Zuid- en Midden-Limburg. Het voorkomen ervan is, in tegenstelling tot de kaart van 1965, niet op de bijkaart van Zuid-Limburg, maar op de hoofdkaart aangegeven. De bijkaart van Zuid-Limburg, die op beide kaarten op de schaal 1:300. 000 is weergegeven, toont verder de aanwezigheid van twee verschillende soorten kalk- KT 1984. X. 1 39

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1984 | | pagina 41