tuigen gemonteerde sensorsyste-
men. Deze sensorsystemen kunnen
aktief zijn (zoals bijvoorbeeld 'Side
looking radar' waarbij de sensor
zelf een signaal uitzendt en de re-
flectie weer opvangt) of passief zo
als bijvoorbeeld luchtcamera's of
multispectrale Scanners. Bij deze
laatste denkt men in de eerste
plaats aan de sensorsystemen van
met name de Landsatsatellieten
die de ontvangen Signalen in digi
tale vorm naar het grondstation op
aarde terugzenden.
Lange tijd was het niet haalbaar
onbemande satellieten met lucht
camera's uit te rüsten. Behalve
hun grote gewicht (150 kg) vormde
uiteraard de terugkeer van de films
op aarde een onoverkomelijk pro-
bleem. In de laatste jaren zijn
echter op het gebied der satelliet-
fotografie opmerkelijke vorderin-
gen gemaakt. In 1976 werd door
Janoptik Jena in de DDR een multi
spectrale camera ontwikkeld die op
een proefvlucht met de bemande
Soviet Sojoez 22 goed voldeed. Er-
varing met deze verder vervol-
maakte camera heeft de Russen
geleerd dat dit optisch-fotografisch
systeem inzake resolutie, beeldin-
houd en geometrische nauwkeurig-
heid duidelijke voordelen biedt bo-
ven de multispectrale Scanners.
West-Europa is niet achtergeble-
ven. Tijdens de vlucht van Space
lab STS-9 (28 november - 8 decem-
ber 1981), de west-europese bij -
drage aan het ruimtevaartonder-
zoek, werd een nieuw ontwikkelde
metrische camera uitgeprobeerd,
de Zeiss RMK-A 30/23, gewicht
(inclusief magazijn en film) 78,5kg
en een beeldformaat van 23x23 cm.
Metrische camera's zijn verbeter
de luchtfotocamera's met bijzonde-
re optische voorzieningen waarmee
een hoge precisie en resolutie
wordt bereikt. Camera en toebeho-
ren werden op basis van voorstel-
len van prof. Konecny, hoogleraar
in de fotogrammetrie aan de T. H.
te Hannover, ontwikkeld in opdracht
van de 'Deutsche Forschungs- und
Versuchsanstalt für Luft- und
Raumfahrt'. Het doel van dit expe-
riment was te onderzoeken in hoe-
verre satellietfotografie met een
grote resolutie (in het geval van de
RMK-A 30/23 van 20-30 m) als
uitgangspunt kan dienen voor topo-
grafische en thematische kaartering
op schalen 1:100. 000-1:250. 000 van
dunbevolkte, onderontwikkelde ge-
bieden en voor kaartrevisie in dich
ter bevolkte, meer geavanceerde
landen. Tijdens deze Spacelab-
vlucht werden op een hoogte van
250 km ongeveer 1000 foto's geno-
men (overlap 60%), zwart/wit zo-
wel als infrarood, op een schaal
van 1:820. 000 met een oppervlakte
van 190x190 km per foto. De rijk-
dom aan detail, bijvoorbeeld in de
Himalaya en in Noord-Afrika, was
opvallend groot, echter niet overal
daar tengevolge van het uitstel van
de Spacelab-vlucht tot in de late
herfst de opnamevoorwaarden in
onze gematigde zone met läge zon-
nestand niet optimaal waren. Men
verwacht bij een volgende vlucht
betere omstandighpden aan te tref
fen. Ofschoon de uitwerking der
stereoparen met conventionele
fotogrammetrische instrumenten
tot orthofotokaarten c. q. lijnkaar-
ten nog geruime tijd in beslag zal
nemen kan reeds thans vastgesteld
worden dat het experiment met de
Zeiss RMK A 30/23 geslaagd is.
F. J. Ormeling sr.
DE STAND DER WERELD-
KAAR TERING 1980
De Kartografische Sectie van de
Divisie Natuurlijke Hulpbronnen en
Energie van de Verenigde Naties
voert sedert 1968 elke zes jaar
een onderzoek uit naar de stand
der topografische wereldkaarte-
ring. De uitkomsten van de eerste
inventarisatie werden gepubliceerd
in World Cartography, deel X
(1970). De resultaten van het twee-
de onderzoek werden vastgelegd in
World Cartography, deel XIV
(1976). In 1980 werd een derde in
ventarisatie uitgevoerd, waarvan
de uitkomsten thans zijn gepubli
ceerd in World Cartography, deel
XVII (1983). Evenals vorige malen
werd in 1980 een vragenlijst ge-
zonden aan de nationale kaarterings-
diensten van alle lidstaten der VN.
De lij st bevatte vragen over de
volgende onderwerpen: 1. De stand
der topografische kaartering;
2. De technische uitrusting der
kaarteringsdiensten en 3. hun per-
soneelsbezetting en hun financiöle
jaarcijfers.
Vanwege de grote verscheidenheid
der kaartschalen welke ter wereld
voor topografische kaarteringen in
gebruik zijn werden deze evenals
bij vorige surveys verdeeld in vier
categorieen: 1. zeer grootschalig
(1:25. 000 en groter)2. grootscha
lig (1:50. 000), 3. middelschalig
(1:100. 000) en 4. kleinschalig
(1:250. 000). De respons op de vra
genlijst van 1980 was niet overwel-
digend. Blijkbaar is de belangstel-
ling voor dit soort inventarisaties
door de VN dalende. In 1968 be-
dekten de lidstaten die de vragen
beantwoordden tesamen 90% van
's werelds landoppervlakte, in
1974 70% terwijl dit cijfer in 1980
verder daalde tot 50%. Landen zo
als Angola, Algerije, China, Filip-
pijnen, Japan, Kenya, Pakistan,
Polen om maar enige te noemen,
lieten ditmaal verstek gaan. In
verband met deze teleurstellende
respons werd door de VN besloten
voor landen, die niet reageerden,
de gegevens van de inventarisatie
van 1974 (ten dele nä sluitingsda-
tum binnengekomen zoals die van
Australib en China) te extrapoleren
met alle risico's van dien. Voorts
werd gebruik gemaakt van gegevens
verzameld door prof. A. J. Branden
berger (Laval Universiteit, Quebec
Canada), die sedert jaren, deels in
opdracht van de VN de vorderingen
der wereldkaartering en de daar-
mede samenhangende vraagstukken
bestudeert.
Bij vergelijking van de aldus ver-
zamelde gegevens over de periode
1974-1980 met die over het tijdvak
1968-1974 werd voor alle schaal-
categoriehn een daling van de jaar-
lijkse procentuele toeneming gecon-
stateerd. Praktisch geen vooruit-
gang werd geboekt in de categorie
1:250. 000, op welke schaal ruim
80% van 's werelds landoppervlakte
is gekaarteerd. De situatie in de
economisch belangrijke schaal-
groepen 1:10. 000 en 1:50. 000 is
teleurstellend. Voor deze catego-
rieön nam de jaarlijkse procentue
le toeneming der kaartbedekking
af van respectievelijk 0,38% (1968-
1974) tot 0,28% (1974-1980) en van
1, 93% tot 1, 20%. De totale bedek-
king van 's werelds landoppervlak
te op deze schalen bedraagt thans
circa 45%. Het zal duidelijk zijn
dat men met deze cijfers voor ogen,
de optimistische verwachtingen van
de VN uitgesproken in World Car
tography, deel XIV (1976), als zou
de wereldkaartbedekking op deze
twee schalen in het jaar 2000 vol-
tooid kunnen zijn, maar beter kan
vergeten. De categorie 1:25. 000
vertoonde eveneens een daling na-
melijk van 0,65% tot 0,28%. In to
taal is thans 15,6% van 's werelds
KT 1984. X. 3
9