Het Nederlandse beeld van Nieuw-Holland in de
17e en vroege 18e eeuw
G. Schilder
Alhoewel de Hollandse zeevaarders de zuidoostelijke
en oostelijke kusten van het Australische continent
niet als eersten hebben gezien, is het een onweerleg-
baar feit dat de gehele kustlijn van de Golf van Carpen-
taria, de noordwestelijke kust, de gehele westkust en
het grootste deel van de zuidkust in de 17e eeuw door
schepen van de Nederlandse Verenigde Oost-Indische
Compagnie (VOC) zijn ontdekt (1).
Aan de in 1602 opgerichte VOC was door de Staten-
Generaal het exclusieve monopolie voor de vaart om
de Kaap de Goede Hoop en door de Straat van Magel-
haes verleend, en deze onderneming was er in onge-
lofelijk körte tijd in geslaagd een handelsimperium
tussen Zuid-Afrika en Oost-Azib op te bouwen.
Bij het uitzenden van een expeditie was steeds het
hoofddoel het scheppen van nieuwe handelsverbindin-
gen, en men voelde niet de geringste neiging deze
nieuwe markten aan anderen bekend te maken. De
archieven van de VOC bleven voor iedereen gesloten,
doch in weerwil hiervan duurde het slechts betrekke-
lijk kort of de resultaten van deze ontdekkingstochten
werden publiekelijk bekend.
Dit was ook het geval bij het ontdekken van de kusten
van het zuidelijk continent. Terwijl de omvangrijke
handschriftelijke bronnen (scheepslogboeken, brieven,
zeekaarten enz.omtrent de verschillende Nederland
se contacten met de Australische kusten in de VOC-
archieven bewaard bleven en slechts voor een kleine
kring van ingewijden toegankelijk waren, versehenen
de meer algemene resultaten van deze reizen al spoe-
dig op kaarten en globes, die door Nederlandse com-
mercible uitgevers werden gepubliceerd; deze waren
dus in staat de jongste gegevens omtrent Nieuw-Hol-
land door te geven aan een belangstellend publiek, dat
zijn geografische horizon wilde verruimen.
De naam 'Nova Hollandia' verschijnt voor de eerste
maal op een handschriftkaart, gemaakt door de eerste
stuurman Franpois Jacobsz. Visscher, die deze teken-
de na Tasman's tweede reis in 1644 (2).
Men kan de Nederlandse ontdekkingen in Nieuw-Hol-
land verdelen in die welke als zodanig bedoeld waren,
en die welke min of meer toevallig plaats vonden.
Terwijl de eerste het resultaat waren van goed uit-
geruste expedities, ondernomen met het uitsluitende
doel een bijdrage te leveren tot de ontdekking van tot
dan toe onbekende kusten, speelden de toevallige ont
dekkingen, die voortvloeiden uit onbedoelde contacten
der zeevaarders met de kusten van Nieuw-Holland,
een veel belangrijker rol.
De ontdekkingen op de westelijke en zuidwestelijke
kusten van Nieuw-Holland, die aan Tasman's reizen
voorafgingen, hadden alle dit toevallige karakter. In
1616 stuitte een schip van de Nederlandse VOC voor
het eerst op de westkust, en na de ontdekking van het
'Eendrachtsland' bereikte een aantal schepen tegen hun
verwachting eveneens deze kusten. De oorzaak voor
deze opeenhoping van onbedoelde contacten met het
vasteland kan gelegen hebben in de nieuwe vaarroute,
die de kapiteins verplicht waren te volgen na de uit-
reiking van de nieuwe 'Seynbrief' (vaarinstruetie) (3).
Deze 'Seynbrief' beval de kapiteins vanaf Kaap de
Goede Hoop duizend mijl pal oostwaarts te Zeilen,
daarbij gebruik makend van de westen winddrift, tot
op de lengtegraad van Straat Soenda, waar zij van een
oostelijke op een noordelijke koers dienden over te
gaan. Het gebruik van deze gunstige zuidelijke route
halveerde de duur van de reis. Daar de instrumenten
van die tijd niet nauwkeurig genoeg waren om precies
aan te geven wanneer men op de noordelijke koers
moest overgaan, was het slechts een kwestie van tijd
vötfr en aleer het eerste Nederlandse schip te laat
noordwaarts ging koersen en toen onverwacht op de
westkust van Nieuw-Holland stootte. Omdat de kapi
teins tevens zelf de zones der westen winddrift moes-
ten zien te vinden, bereikten de schepen van de VOC
de westkust van Australib op verschillende breedte-
graden en ontdekten dan telkens nieuw land. Door deze
toevallige kustcontacten aaneen te rijgen ontdekte men
geleidelijk de noordwest-, de west- en de zuidkusten
van Nieuw-Holland.
Het eerste steentje in dit mozai'ek van ontdekkingen
van de westkust werd in 1616 gelegd door de Eendracht
onder commando van Dirk Hartochsz. Hoewel wij log-
boek verloren is gegaan, wordt zijn ontdekking beves-
tigd door een aantal brieven uit die tijd. Als herinne-
ring aan zijn landing liet Dirk Hartochsz. op het naar
hem genoemde eiland aan een paal een tinnen plaat
bevestigen waarop het nageslacht van zijn bezoek aan
dat deel van de kust werd ingelicht. De inscriptie op
deze platgeslagen tinnen schotel vermeldt dat de
Eendracht daar op 25 Oktober 1616 was gearriveerd
en op 27 Oktober naar Bantam was vertrokken (4).
Het belangrijkste bewij sstuk voor de reis van de Een
dracht danken wij aan de hoofd-kartograaf van de VOC,
Hessel Gerritsz. die deze post van 1617 tot 1632 be-
kleedde. Alle logboeken, zeekaarten en tekeningen
moesten bij hem worden ingeleverd, en met behulp
van deze documenten werkte hij de bestaande kaarten
bij. In verband met ons onderwerp dienen we aller-
eerst de in 1622 op perkament getekende kaart van de
Indische Oceaan te noemen, waarop de ontdekkingen
van de schepen der VOC op de westkust van Australi'ö
KT 1984. X. 3
13