tussen 1616 en 1619 in het zuid-oosten zijn ingete- kend (5). Hoewel Hessel Gerritsz. 's kartografisch werk geheim werd gehouden, slaagde een andere Nederlandse kar- tograaf er eveneens in de nieuwste informatie voor zijn kaarten te verwerven. Jodocus Hondius (1594/95- 1629) gebruikte Hessel Gerritsz. 's manuscriptkaart van de Indische Oceaan van 1622 voor zijn omstreeks 1625 gemaakte wereldkaart. Op deze uiterst zeldzame wereldkaart -mij is slechts ödn exemplaar bekend - zijn de Nederlandse ontdekkingen in de periode 1616- 1619 aangegeven (6). Dit is de eerste gegraveerde wereldkaart waarop de weergave van een onbekend zuidelijk continent welbewust is weggelaten en waarop slechts de recente Nederlandse ontdekkingen zijn weergegeven. Deze vroegste nog bestaande gedrukte kaart waarop stukken van de Australische kust te zien zijn, werd tot voor kort bij de kartografie van Australie nimmer genoemd en dient zijn rechtmatige plaats te krijgen in de ontwikkeling van de historische kartografie van Australie. Jodocus Hondius was niet de enige die de nieuwste resultaten van de Nederlandse ontdekkingen in Austra lie verwerkte; de beroemde Nederlandse globemaker Arnold Florent van Langren tekende eveneens de Nederlandse ontdekkingen op de westkust van Nieuw- Holland in de periode 1616-1619 op een globe in. Deze, in de Bibliothöque Nationale te Prijs, is de oudst bekende globe waarop de kust van Nieuw-Hol- land voorkomt (7). Hessel Gerritsz. vervaardigde eveneens de oudste speciale kaarten van Nieuw-Holland waarop enkele van de vdtfr Tasman gedane ontdekkingen te zien zijn; het zijn pijlpalen in de kartografie van Australie. Edn ervan, die een aanzienlijke invloed heeft gehad op de Nederlandse commerciele kartografie en globe-ver- vaardiging in de jaren 1630, is gedateerd 1618, doch daar er ontdekkingen tot 1628 op voorkomen, moeten wij dit laatste jaartal als het jaar van ontstaan be- schouwen (8). Het onderste deel van de kaart wordt in beslag genomen door de kusten van westelijk en zuidelijk Australie, die door de Nederlanders tussen 1616 en 1628 werden ontdekt. Deze ontdekkingen lig— gen tussen 21° en 35° Z; elke ontdekking is afzonder- lijk getekend en hypothetische kustlijnen zijn welbe wust weggelaten. Wanneer we in aanmerking nemen dat in die tijd de vaststelling van de geografische breedte en nog meer die van de geografische lengte nog hoogst onnauwkeurig was, is het verbazend om te zien hoe dicht Hessel Gerritsz. de werkelijke kustlijn benaderde toen hij de verschillende ontdekkingen met elkaar combineerde. Ongelukkigerwijs zijn vrijwel alle logboeken van de schepen die bij de toevallige ontdekkingen van de Aus tralische kusten betrokken waren, verloren gegaan. Slechts enkele bewaard gebleven brieven beschrijven in enkele zinnen de Nederlandse conceptie van de westkust van Nieuw-Holland in de eerste drie decaden van de 17e eeuw. Twee van zulke brieven werden ge- schreven door Frederik de Houtman en Jacob Dedel, die op hun reis met de Dordrecht en de Amsterdam in juli en augustus 1619 de westkust van Nieuw-Holland voor zieh zagen opdoemen en bij hun aankomst in Batavia hierover aan hun hoofdkantoor in Amsterdam rapporteerden. Dedel beschreef het land verder noord- waarts op 27° als "een rode en modderige kust, die sommigen deed vermoeden dat die wel eens goudhou- dend zou kunnen zijn, iets waar wij te zijner tijd wel achter zullen komen". Tekenen van menselijk leven hadden ze niet gezien. Zeer weinig is ook bekend over de ontdekkingen gedaan door de Leeuwin in 1622. De belangrijkste bron is te vinden op Hessel Gerritsz. 's kaart van 1627, waarop het door de leeuwin ontdekte kustgedeelte wordt be- schreven als "'t Landt van de Leeuwin, beseylt A° 1622, in Maart" (9). Ook in de hierop volgende periode werd de Australische kust door een aantal VOC-schepen gezien. Een interes sante beschrijving van de kust geeft de kapitein Claes Hermansz. aan boord van de Leyden, die over de westkust tussen 27° en 25°30' het volgende schrijft: Op 21 (juli 1623) zagen we in de morgen het Eendrachtsland het land zag er net zo uit als het Robben Eiland en de Tafelbaai Op 22 (juli) was de breedte tussen 26°30' we zagen ononderbroken heuvelachtig land met groote baaien, met daartussen vlak land, en het geheel was met duinen bezet Op 26 (juli) op 25°46' breedte leek het land op de westkust van Engeland, met talrijke roodachtige rot- sen" (10). Een andere beschrijving van de westkust van Nieuw- Holland danken we aan Franqois Pelsaert, die in juni 1629 met het VOC-schip Batavia schipbreuk leed op de Houtman Abrolhos (11). Pelsaert trachtte drinkwa- ter te verkrijgen door met een boot vanaf het vasteland noordwaarts te varen. Men ontdekte een voor de kust liggend eiland waar men regenwater aantrof, dat zieh in enkele rotsholten had opgehoogd. Het had er, naar het scheen, al wekenlang niet ge regend en nergens was een spoor van strömend water te vinden; het land was woest en de grond kurkdroog. Er waren geen gras en bomen en geen tekenen van menselijke bewoning op de heuvel. In deze hopeloze toestand besloot men het reisdoel te verleggen naar Java om daar hulp van de Gouverneur-Generaal te Batavia te verkrijgen. Tot nu heb ik het steeds gehad over de toevallige Nederlandse contacten met de kusten van Nieuw-Hol land in de eerste drie decaden van de 17e eeuw. Het wordt nu echter tijd de ontdekkingsreizen in engere zin te gaan bezien. In 1605 werd de pinas Duyfken van Bantam uitgezonden 'om het grote land Nieuw-Guinea en andere onbekende oostelijke en zuidelijke landen te gaan ontdekken'. Daar de commanderende officieren van de pinas, Willem Jansz. en Jan Lodewijkksz. van Rossengin, de ingang tot de Torres-Straat niet ontdek- ten, meenden zij dat de westkust van Kaap York nog steeds deel uitmaakte van Nieuw-Guinea. In werkelijk- heid hadden ze 200 mijl längs de Australische kust gezeild, en deze twee Nederlanders verdienen dan ook de onderscheiding het vijfde continent te hebben ont dekt. De ontdekking van de Australische kust door de Duyfken werd op geen enkele gedrukte kartografische bron, hetzij kaart of globe, vermeld. We bezitten echter een onschatbaar bewijs voor de ontdekkingsreis van de Duyfken op een manuscriptkaart in de Atlas Van der Hern in de Österreichische Nationalbibliothek, waarop de precieze route Staat ingetekend, zodat het resultaat van deze reis zeer goed is weergegeven (12). Deze kaart markeert de aanvang van de wäre periode der Nederlandse ontdekkingen in Nieuw-Holland en vormt een mijlpaal in de ontwikkeling der kartografie van het vijfde continent. De ondiepten en riffen bij de 14 KT 1984.X. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1984 | | pagina 16