Kustkartering en kustmeting in Nederland
A. Aarts en A. Baars
De Nederlandse kust
Nederland wordt in het noorden en in het westen be-
grensd door de Noordzee, de zee die het land door de
eeuwen heen groot heeft gemaakt, de zee die het land
door de eeuwen heen ook heeft geteisterd. De Neder
landse kust bestaat voor het grootste gedeelte uit een
duinenkust, die in het zuidwesten wordt onderbroken
door de Rijn-, Maas- en Schelde-rivierdelta, met
onder meer toegang tot zee van de wereldhavens Rot
terdam in Nederland en Antwerpen in Belgid. Om
Amsterdam toegang tot de Noordzee te geven werd het
Noordzeekanaal gegraven, waarbij de duinen over een
breedte van ca. 1500 m moesten worden doorgegraven.
De kanaalingang en de kust ter plekke werden tegen de
zee beschermd door de aanleg van twee, enkele hon-
derden meters in zee uitstekende havenhoofden. Ten
noorden van Den Helder liggen de Waddeneilanden,
gescheiden van het vasteland door de Waddenzee.
Deze Waddeneilanden bestaan voor het grootste gedeel
te uit duinen; op een enkel eiland komen ook wat lager
gelegen polders voor. Poldergebieden, gebieden door
de mens op de zee gewonnen, komen ook voor längs
het vasteland van de Waddenzee. Deze gebieden zijn
in de loop der tijden tegen de zee beschermd door de
aanleg van dijken.
Een stukje geschiedenis
Onder invloed van weer en wind heeft onze kust zieh
door de eeuwen heen gevormd tot wat hij nu is. De
mens heeft zieh altijd trachten te verdedigen tegen de
zee, aanvankelijk door het bouwen van terpen (ver-
hoogde gronden waar men zieh bij hoog water veilig
op kon terugtrekken)later ook door het aanleggen
van dijken. Veertig procent van Nederland loopt bij
hoog water onder water, wanneer het niet beschermd
zou zijn door ca. 1100 kilometer duinen en zee- en
rivierdijken. Dat desondanks toch niet in alle gevallen
kruid gewassen is tegen de elementen möge blijken uit
de St. Elisabethsvloed op 18 november 1421, waardoor
de Biesbosch ontstond, en meer recent de St. Ignatius-
vloed op 1 februari 1953 waarbij meer dan 1800 Ne-
derlanders de dood vonden en meer dan 15 miljard
gülden schade werd aangericht, toen na een meer dan
24 uur durende noordwesterstorm vele dijken het be-
gaven doordat het water met enorme kracht (windsto
ten tot bijna 200 km per uur) tot ontzaglijke hoogte
werd opgestuwd. Doordat de voortdurende strijd tegen
de elementen heeft de Nederlander zieh wel ontwikkeld
tot specialist in de aanleg van dijken en oeververdegi-
gingswerken, wat is gebleken uit onder andere de
aanleg van vele strandhoofden längs een groot gedeelte
van de kust ter bescherming van Strand en duin, van
zeewerende dijken op plaatsen waar de duinenrij on
derbroken is, zoals de Westkapelse Zeedijk (uit 1540)
en de Hondsbossche Zeewering (uit 1823), verder de
Afsluitdijk waarvan het laatste gat werd gedieht in
1932, welke dijk de voormalige Zuiderzee (thans
IJsselmeer) en de Waddenzee van elkaar scheiden,
en last but not least de Deltawerken in zuid-west
Nederland. Na de ramp in de nacht van 31 januari op
1 februari 1953 oordeelde het Nederlandse volk 'dat
nooit meer' en werd door het Nederlandse parlement
de Deltawet aangenomen, waarin werd geregeld dat
zuid-west Nederland voorgoed tegen het water be
schermd moest worden. Dat betekende dat längs de
zeearmen in het Deltagebied de dijken verhoogd
moesten worden en verschilfende zeegaten geheel
door dämmen (die al dan niet geopend of gesloten
zouden kunnen worden) van de Noordzee werden afge-
sloten. Het grootste en meest in het oog springende
kunstwerk in het Deltaplan, de Oosterscheldestorm-
vloedkering, waarvoor op dit moment de pijlers wor
den afgezonken, zal in 1986 gereed komen. In het ka-
der van de Deltawet werden niet alleen in zuid-west
Nederland maar ook eiders, met name längs de
Waddenzee, de dijken verhoogd tot ca. NAP 9 m (de
zogenaamde deltahoogte)
Het kustbeheer
Na de ramp van 1 februari 1953 bleek dat er onvoldoen-
de en dan ook nog verouderd kaartmateriaal van de
Nederlandse kust voorhanden was. De noodzaak van
een goede kustkaart was hierbij wel aangetoond. De
Nederlandse kust Staat bloot aan de getijden van eb en
vloed en aan vele wester- en noordwesterstormen
gedurende de herfst- en winterperiode. Wanneer wind-
richting, windkracht en hoogwater (springtij) elkaar
extreem versterken, zou een dergelijke ramp zieh im
mers heel goed kunnen herhalen.
Kustbeheer is in Nederland altijd een overheidstaak
geweest, ressorterende onder het Ministerie van Ver-
keer en Waterstaat en meer in het bijzonder Rijkswa-
terstaat. Na uitgebreid overleg tussen de verschillen-
de kustbeherende diensten, de centrale kust-studie-
dienst en de Meetkundige Dienst als kaartmaker wer
den door de Directeur-Generaal van RijkswaterStaat
op 24 augustus 1962 de 'Richtlijnen voor de kustkarte
ring van Nederland' en op 24 Oktober 1962 de 'Instruc-
tie uniforme kustmetingen' vastgesteld. Het vervaar-
digen van kustkaarten en het meten van kustprofielen,
alsmede volgorde, urgentie en herzieningstermijn
waren daarmee geregeld.
26
KT 1984. X. 3