De instructie ku s tk a r t e r in g
De instructie kustkartering 1962 is in 1980 aangepast
aan de eisen en wensen van de moderne tijd. Op hoofd-
lijnen is de instructie niet veranderd. Op details zal
hier niet worden ingegaan. De belangrijkste zaken die
in de instructie geregeld zijn volgen hieronder.
Doel en gebruik.
De kaarten moeten de volledige situatie van de kust
(oever), waaronder wordt verstaan de hoogwaterke-
ring met verdediging, een strook terrein aan de land-
zijde, het voorland, een gedeelte van de onderwater-
bodem, de kust(oever)verdedigingswerken enz.
weergeven en aan zodanige eisen voldoen dat ze kun-
nen worden gebruikt:
a. als detail- en overzichtskaart;
b. als beheerkaart;
c. bij de Studie en het onderzoek van de kust en
oevers;
d. als grondkaart voor grafische voorstelling van de
verandering van de kust (oever)het Strand en de
onde rwate rbodem
e. als grondkaart voor lodingen;
f. als grondkaart voor aanduiding van metingen en
onderzoekingen van de kust en oevers;
g. bij het maken van plannen voor de uitvoering van
werken ter verbetering van de hoogwaterkeringen
onder meer in het kader van de door de Deltawet
te stellen eisen;
h. idem van werken voor de aanleg, uitbreiding of
verbetering van de kust(oever)verdediging;
i. voor het vervaardigen van onteigenings-, besteks-
en werktekeningen.
Als zodanig maken van de kaarten gebruik: rijkswater-
staatsdiensten, provinciale waterstaatsdiensten, pol-
ders, waterschappen, (hoog)heemraadschappen, ge-
meenten enz. voor zover zij beheerders zijn van
hoogwaterkeringen.
Kaartschalen, bladformaten, bladindeling,
bladnumme ring.
Naar schaal worden de kaarten onderscheiden in
basiskaarten 1:2. 000, detailkaarten 1:1. 000, en
overzichtskaarten 1:5. 000. De kaarten 1:2. 000 wor
den standaard van de gehele kust vervaardigd, de
kaarten 1:1. 000 en 1:5. 000 alleen op uitdrukkelijk
verzoek van de kustbeherende dienst.
Als belangrijkste kaartformaat werd tot nu toe gehan-
teerd het rijkswaterstaatsformaat B6 (58x120 cm
buitenkader). Binnenkort zal worden overgegaan op
ISO-kaartformaten. De vaste bladindeling volgt zo
goed mogelijk het verloop van de kust, waarbij er
rekening mee is gehouden dat een gebied dat water-
loopkundig een geheel vormt juist op ödn blad of op
een serie aan elkaar passende bladen voorkomt. De
bladen hebben een volgnummer gekregen, met uitzon-
dering van de bladen op enkele Waddeneilanden die
een afwijkende nummering hebben.
De opname.
De opname van het in kaart te brengen gebied gebeurt
vrijwel uitsluitend door middel van luchtfotografie. In
het kader van de 'Instructie uniforme kustmetingen'
wordt elk jaar een strook längs de gehele duinenkust
gefotografeerd (opnameschaal 1:4.000); bij de Wadden
eilanden worden soms meerdere stroken gefotogra
feerd. Zonodig worden die vluchten benut voor duin-
kartering längs fotogrammetrische weg. Een van de
opname-eisen is dat de waterstand laag is.
De hoogtevoorstelling.
In principe wordt de hoogtevoorstelling van duin en
Strand door middel van hoogtelijnen gerealiseerd. De
hoogtelijnen worden van zee uit getekend met een inter-
val van 1 m tot aan de lijn NAP +5 m, daama met een
interval van 2, 50 m. Aan de landzijde wordt ook bene-
den NAP 5 m het interval van 2,50 m gehandhaafd.
Dus bijvoorbeeld -1, 0, 1, 2, 3, 4, 5, 7,50, 10,
12,50, 10, 7,50, 5, 2,50, 0.
Indien het niet mogelijk is (bijvoorbeeld door dichte
begroeiing of vlakheid van het terrein) om fotogramme-
trisch hoogtelijnen te tekenen, worden door de foto-
grammeter zoveel mogelijk hoogtepunten bepaald die
representatief zijn voor het terrein. Extra hoogtepun
ten worden gemeten en aangegeven op dämmen, dijken,
kribben, strandhoofden, havenhoofden, Strand, schor-
ren, uiterwaarden en polders.
Kaartinhoud.
Het in kaart te brengen gebied kan als volgt schema
tisch worden weergegeven (figuur 2).
submerged
sea bed
Ibeach
Iforeland
dune or dlke
border area
Figuur 2.
28
KT 1984. X. 3