Geografie-kartografie: veranderlijke relaties
F.J. Ormeling Sr.
De relaties tussen geografie en kartografie zijn onderhevig geweest aan vörstrekkende veranderingen. De nauwe
samenhang van voor de Tweede Wereldoorlog koelde sterk af in de jaren '50 en '60. Pas in de jaren '70 was er
een hernieuwde toenadering tussen de twee merkbaar. Gebaseerd op de literatuur en op eigen ervaring zal in dit
artikel een kort overzicht van deze ontwikkeling worden gegeven.
Nauwe samenhang
In het verleden waren geografie en kartografie nauw
verbonden en hadden gemeenschappelijke belangen.
Kaarten werden beschouwd als vitale hulpmiddelen
voor het begrijpen van geografische verschijnselen.
Geografen maakten een doeltreffend gebruik van kaar
ten in onderzoek en onderwij s. De belangen waren
wederzijds. Tientallen jaren lang droegen geografen
op hun beurt in hoge mate bij tot de verbetering van
kaarten, tot een betere grafische weergave, een meer
verantwoorde generalisatie en relibf weergave. Naast
een indrukwekkend aantal niet-geografen (zoals
Robinson ontdekt heeft (1)) droegen geografen op in-
tensieve wijze bij tot de ontwikkeling van de thema
tische kartografie in de 18e en 19e eeuw. Er is wel
eens gesteld dat hun groeiende belangstelling voor de
aarde, haar natuurlijke verschijnselen en haar bewo-
ners, zelfs de belangrijkste drijvende kracht in dit
proces was. Diegenen die verspreidingen en weder-
zijdse samenhangen bestudeerden van gesteentesoor-
ten, vegetatie, klimatologische faktoren, enz. vonden
dat kaarten van wezenlijk belang waren voor hun
onderzoek en voor de weergave van hun onderzoeks-
resultaten. Voortaan was de thematische kartografie
onverbrekelijk verbonden met de ontwikkeling van de
geografie en haar verschillende onderdelen en wel
zodanig dat geografen sedertdien de thematische
kartografie min of meer als hun domein hebben be
schouwd.
Impulsen van geografen in
kartografi sehe Projekten
Aan het eind van de 19e eeuw gaven geografen waarde-
volle impulsen aan verschillende mondiale karterings-
projekten. Salichtchev heeft ons er aan herinnerd dat
de besprekingen over de conceptie van Nationale Atlas
sen begonnen tijdens het Internationale Geografische
Congres in Parijs in 1889. Het was tijdens het Con-
gres in 1891 in Bern dat voor het eerst het voorstel
naar voren werd gebracht om een internationale we-
reldkaart op schaal 1:1. 000. 000 te vervaardigen. In
Londen was in 1885 de kartering van Afrika een onder-
werp van discussie, terwijl tijdens het 7e Congres in
1899 in Berlijn de kartering van de oceaanbodem het
belangrijkste onderwerp van Studie was.
In de literatuur is de nauwe samenhang tussen beide
diseiplines in vele toonaarden geprezen. Kartografie
werd de 'tweelingbroer' en 'der andere Teil' van de
geografie genoemd. Zelfs in de jaren '50 waren pro
minente geografen het nog steeds eens over de wezen-
lijke rol van kaarten in de geografie. Het volgende
citaat van Carl Sauer (1956) legt daarvan getuigenis af:
"Toon me een geograaf die niet voortdurend kaarten
nodig heeft en zieh niet met kaarten omringt, en ik
zal eraan twijfelen of hij wel het juiste beroep heeft
gekozen. De kaart doorbreekt taalbarriöres en wordt
daarom wel de taal van de geografie genoemd.
Aansluiting IGU-ICA
De oprichters van de Internationale Kartografi sehe
Vereniging (International Cartographic Association
ICA) zagen aan het eind van de jaren '50 het belang in
van blijvende kontakten met de geografie. Volgens
Carl Troll - in zijn toespraak tot de eerste Algemene
Vergadering van de ICA in 1961 in Parijs - kunnen
geografie en kartografie niet afzonderlijk bestaan
zonder nadelige gevolgen voor beiden. Als voorzitter
van de Internationale Geografische Unie (IGU) be-
schouwde hij het als een van zijn belangrijkste taken
om de betrekkingen tussen de twee organisaties vast
te leggen. Hij hield woord. In 1964 bekrachtigde de
Algemene Vergaderingen van zowel de ICA als de IGU
een blijvende vorm van samenwerking die onder andere
een uitwisseling van informatie en regelmatige kontak
ten tussen de wederzijdse bestuursorganen omvatte.
Ten einde een optimaal aantal geografen en kartogra-
fen samen te brengen, werd voorts afgesproken de
vier-jaarlijkse IGU en ICA conferenties, inclusief de
respektievelijke Algemene Vergaderingen blijvend in
hetzelfde jaar en in dezelfde congresstad te organise-
ren.
Situatie voor de Tweede Wereldoorlog
Toen ik in de jaren '30 studeerde aan het Geografisch
Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrecht trof ik er
een situatie aan die een sfeer van waardering voor
kaarten ädernde.
Mijn hoogleraren in de geografie hadden terreinerva-
ring in de topografische kartering en integreerden de
beeidende mogelijkheden van de kartografi sehe metho-
de in hun onderwij s.
Door onze generatie geografen werd de kaart be-
46
KT 1984. X. 3