van elkaar en, in de praktijk, te beschouwen als com-
plementair. Hieruit resulteert tevens dat zoiets als
een globaal stadspatroon te Gent niet beStaat, maar
dat de stad een superpositie vertoont van een groot
aantal structuren.
Dit is niet uitzonderlijk want zelfs het factorieel-eco-
logisch model, dat de algemene structuur van de
westerse stad poogt weer te geven door een abstractie
te maken van lokale omstandigheden, stelt meerdere
fundamentele componenten voorop. Dit model schetst
namelijk een meervoudige ruimtelijke structuur be-
paald door twee en soms drie algemene stedelijke
dimensies (familiale status, sociaal-economische
Status en etnische status, dit laatste vooral in Steden
met kleurlingen en/of sterke religieuze groepen).
De familiale status wordt beheerst door kenmerken
die de demografische opbouw van de bevolking weer-
spiegelen alsook de samenstelling van het gezin en,
in mindere mate, de materiöle omkadering (ddnsge-
zins- of meergezinswoningen, ouderdom van de wo-
ning). Het ruimtelijk patroon, vaak vereenzelvigd met
het concentrisch model van Burgess (1925) vertoont
een opdeling van de stad in ringen met de kern als
middelpunt.
Het factorieel-ecologisch model stelt als tweede
modelcomponent de sociaal-economische status voor
op. De hiermee overeenkomende dimensie heeft te
maken met beroep, scholingsgraad, inkomen, bezit
(wagen, woning)uitrusting en omvang van de betrok-
ken woning alsook beschikbare oppervlakte per per-
soon. Het ruimtelijk voorkomen is sectorvormig,
d. w. z. bestaande uit wiggen die grosso modo bijeen-
komen in de kern en elk een eigen sociaal-economisch
karakter dragen. In dit geval wordt vaak verwezen
naar het sectorieel stadsmodel van Hoyt (1939).
Wanneer wij de analyseresultaten voor Gent aan dit
model toetsen, treden zowel gelijkenissen als verschil-
len op de voorgrond.
Hieruit blijkt dat component 1 in belangrijke mate de
kenmerken van een familiale status weerspiegelt (zie
Tabel). De ruimtelijke spreiding brengt bovendien een
vrij mooi concentrisch patroon tot uiting. Nochtans is
de kernstad overgeaccentueerd ten opzichte van de
periferie door een aantal supplementaire variabelen
die weinig met gezinsfase of demografie te maken heb-
ben (verplaatsingen te voet, geboren te Gent, woningen
zonder W. C.Vandaar ook de interpretatie die wij
aan deze component gaven, namelijk 'kernstedelijk-
heid'. Component 1 Scheidt dus, vooral demografisch,
de kernstad van de rest van het stadsgewest maar
brengt in dit laatste geen verdere differentiatie. Er
komen echter ook een aantal demografische kenmer
ken in andere componenten tot uiting (zie Tabel) die
de randzone verder opdelen. De figuren 3, 4 en 5 (4)
tonen respectievelijk het ruimtelijk patroon van com
ponent 1, van het procentueel aantal alleenstaanden
-als gezinskenmerk - en van het procentueel aantal
mensen geboren te Gent - als typisch kernstedelijk
element.
Üüj—iiliiirilmalssi
- 1 - 0.25 »0.25
==:e==£»H=^;a
50C0 M
GEMIDDElDE -0.00
bron d.vanneste 1982 p. 18-19
Figuur 3a. Component 1. Stadsgewest Gent
M«»»Miiüü5«»*»»
l=;:;:l=|giia
-1 -025 025
De component die het sterkst door sociaal-economi
sche gegevens wordt bepaald, is component 2 (zie
Tabel). Via de scores zijn een aantal hoge status en
läge status zones in het Gentse te herkennen. De be-
langrijkste 'rijke' zone vertoont een duidelijke wig-
vorm die zijn oorsprong vindt binnen de stadskern en
(03-01)'2 0.89
Figuur 3b. Component 1. Fusiegemeente Gent.
40
KT 1984. X. 4